Zuinige Hollander

Omdat ik deze hele reis (voor)financier is mijn budget niet al te groot. Hotel en reis zijn duur. Derde op de duur-lijst zijn mijn telefoonkosten. Wat ik ook doe, er gaat al snel 10 dollar elke 2 dagen ‘in rook op’.

Ik zie mijn echtgenoot en boekhouder schrikken en rekenen; hij vindt dat ik in Nederland en Frankrijk al idioot veel geld kwijt ben aan communicatie. En ja schat: daat komt deze maand zo’n 150 dollar bij.

Vierde op duur-lijst zijn de motorjongens, maar omdat ik ze niet elke dag nodig heb, valt dat eigenlijk reuze mee, omgerekend zo’n dollar per dag.

Nu de internationale collega’s weg zijn begin ik alles te duur te vinden. Een kop koffie voor 2 dollar in een bar: ik ben daar gek. Een biertje voor 2 dollar, schei uit. De afgelopen dagen heb ik overleefd op ontbijt (bij kamerprijs inbegrepen!), 1 broodje met kaas en water ’s middags en het buffet van het restaurant naast me, kosten 3 dollar. ’s Avonds gun ik me bij zonsondergang 1 glas wijn (fles kost 6 dollar).

Zojuist was ik op zoek naar bouillonblokjes in de supermarkt. Normaal gesproken hoort dit bij de basisuitrusting van elke Afrikaan, maar hier in Kigali zijn ze dus niet te vinden. Ik kon wel een pakje soep kopen van 2 dollar. ‘Dacht het niet’ hoorde ik mezelf hardop zeggen. Ik moest echter echt iets eten, want dat was er helemaal bij ingeschoten. Een zakje chips dan? Dat kostte 3 dollar, no way, nog afgezien van de calorieen. Een appel dan, maar ja, die lagen ook voor een 1 dollar in de schappen. Uiteindelijk verliet ik de supermarkt met 1 fles water (1 dollar) en een pak afgeprijsde suikervrije chocolade koekjes (1 dollar). Even ter verduidelijking: appel en koekjes zijn even duur, maar met de koekjes doe ik een week, terwijl de appel in een paar happen is verdwenen.

Even was ik zojuist in de verleiding om uit de band te springen en naar Chez Robert te wandelen voor het avondeten. Daar hebben ze een fantastisch buffet met vis, koud en warm vlees, veel groenten, en lekkere toetjes. Het water liep me niet alleen in de mond, ik begon zelfs te kwijlen. Ik pakte mijn portemonne en telde.

Net genoeg. Maar dat zou weer betekenen dat ik geen telefoonkaart kon kopen en die had ik toch echt nodig. Ik moest nog mailen en bellen met deze en gene.

En dus wandelde ik wel naar buiten, maar niet naar Chez Robert. Ik kocht een telefoonkaart voor 10 dollar.

Ik had nog niet de nummertjes weggekrast en ingevoerd of hup, daar rinkelde mijn mobiel. Ally, een Canadese die werkt voor het enige lokale radiostation hing aan de lijn. Of ik zin had in een feestje vanavond? Ze hadden bij het radiostation iets te vieren.

‘Off course’, gilde ik bijna. ‘Free food and drinks?’, gilde ik er voor de zekerheid achteraan. Als je in den vreemde bent kun je niet voorzichtig genoeg zijn.

‘Off course’, gilde zij op haar beurt.

Mijn kostje is weer gekocht!