Chrysanten in Congo, deel 3 Wantrouwig Goma

Eerder gepubliceerd: volkskrantreizen.nl, 8 oktober 2009.


Goma is een stad die je wantrouwig ontvangt. Het is een stad met een verleden en toch ook weer niet: bijna alle gebouwen zijn van na 2002. Dat jaar barstte de vulkaan Nyiragongo en bedolf bijna heel Goma onder een dikke laag lava.


Desondanks is Goma geen nieuwe stad, ook al staan er talloze gebouwen in de steigers. De stad lijkt al versleten, voor hij goed en wel tot leven is gekomen. Goma sjouwt haar verleden op de rug als 50-kilozakken cassieteriet: in 1994 kwamen hier bijna een half miljoen Hutu’s uit Rwanda aan, op de vlucht na de genocide. Nog steeds wordt de tegenwoordige tijd van Goma bepaalt door dat verleden:Rwandese  Tutsi- en Hutumilities zwerven door de bossen waar ze de dorpjes aanvallen, plunderen, verkrachten en moorden. Met de opbrengst van coltan en cassiteriet, dat ze soms stelen, soms kopen, betalen ze hun wapens. Waardoor ze weer kunnen plunderen, verkrachten en moorden.

 

In de stad zelf is van de milities nauwelijks iets te merken. Alleen de aanwezigheid van Monuc (het leger van de VN dat voor rust moet zorgen, maar door de meeste Congolezen wat meewarig worden bekeken) wijst erop dat hier in deze regio iets niet klopt. Overigens heb ik ze nooit iets anders zien doen dan hun helm afstoffen als ze ergens bij een kruispunt midden in de stad staan te posten. Of ze scheuren langs in 4x4’s en open vrachtwagens .

 

Goma is ook een stad waar elke internationale, nationale en lokale NGO kantoor houdt. Van Artsen zonder grenzen tot de lokale: Moslimweduwen voor moslimweduwen. Overigens is Goma grotendeels katholiek. De internationale NGO’s hebben geld, hebben grote villa’s, rijden in dikke 4x4’s, doen hun projectjes en communiceren nauwelijks tot niet met elkaar: de ellende van Kivu bezorgt hen een dik belegde boterham.

 

Goma is door de vulkaanuitbarsting een stad van lava. De wegen zijn bedekt met lava, de muurtjes zijn gebouwd van lava. Overal worden schoenen verhandeld; er is zelfs een markt voor gebruikte schoenen. Waarom? Omdat je schoenen ontzettend hard slijten op lavawegen. Die wegen zijn ongelijk, keihard en als je valt, haal je direct je benen en je handen open, De grote huizen zijn als de stad: wantrouwig. Ze verbergen zich achter hoge muren, prikkeldraad en wachttorens met zandzakken. Regelmatig klinkt getoeter: sein voor een bediende om de grote poort open te doen om een auto binnen te laten.  Ieder die het zich kan veroorloven, verschuilt zich achter een muur. Hard nodig, want vorig jaar nog rond deze tijd, stond rebellenleider Nkunda voor de poorten van de stad. De allerarmsten (het grootste deel) kunnen zich geen muur veroorloven. Zij zullen als eerste wegtrekken als de situatie dat vraagt.

 

Elke dag rij ik met mijn begeleiders over de hoofdweg naar een interview. De weg wordt gedomineerd door dikke 4x4’s van elke denkbare grote NGO, door militaire wagens van Monuc en door taxibrommers. De weg zit vol gaten, het asfalt zie je voor je ogen afbrokkelen. ‘s Morgens is er een lange file de stad in, ’s avonds de stad uit.

Langs de weg wordt van alles verhandeld. Van telefoonkaarten tot ondergoed. Van bananen tot zwaar eiken bankstellen. Goma telt zo’n 600.000 duizend inwoners en iedereen verkoopt wel iets.

Wat ze echter niet verkopen zijn boeken en kranten. Er is geen boekwinkel in Goma te bekennen en eerlijk gezegd begin ik hem nu te knijpen. Ik ben aan mijn laatste boek bezig (Taarten bakken in Kigali) en daarna is het op. Heb ik alles gelezen wat ik bij me heb.

 

Wat ook niet echt bloeit is het restaurantleven. Mensen in Goma houden niet van buiten de deur eten, legde Jules uit, een van mijn opvangers. Gomezen eten thuis, al begint daar de laatste tijd voorzichtig verandering in te komen. Zo hebben wij een keer gegeten in Petit Bruxelles met een replica van Manneken Pis prominent tussen de tafels. Verwacht geen heerlijke lokale verrassingen: hamburgers en spiesen met frites zijn de culinaire restauratieve hoogtepunten. Het lijkt wel of de Gomezen zich schamen voor hun eigen keuken.

Het betekent dat ik ’s avonds moet eten in het hotel. Eerst ging ik braaf aan een tafeltje zitten en bestelde. Dan boog ik mij over mijn boek of laptop. Het eten werd na een uur of anderhalf uur geserveerd en tegen die tijd was ik steenkoud en over mijn honger heen.

Nu laat ik het meestal op mijn kamer komen of maak zelf wat: bouillon, wat kaas, crackers, vruchten en koffie toe.

 

Op reis worden kleine zaken heel belangrijk. Gisterochtend was ik mijn glas kwijt dat ik met zoveel zorg in Kigali had uitgezocht: het moest kokend water kunnen bevatten. Ik heb zo’n waterverhitter bij me, die waarschijnlijk al eeuwen geleden door de consumentenbond in de ban is gedaan, maar waar ik deze vakantie absoluut niet zonder kan. Dat was schrikken.  Want zonder glas geen ochtend-wakkerworden-nescafe-oploskoffie. De receptie wist raad en een kwartier later kreeg ik een nieuw glas op een presenteerblad aangeboden. Maar het was niet MIJN glas.

Gisteren rond borreltijd zat ik op het terras van het hotel en zag een gast met MIJN glas ZIJN biertje naar binnen werken. Ik besloot te wachten tot hij weg zou gaan. Dan zou ik MIJN glas weer in bezit kunnen nemen. Helaas kwam er bij de gast een andere gast en nog een gast. Maar ik was vast van plan om niet weg te gaan zonder glas. Ik bestelde dus maar een spies met frites. Mijn enige angst was dat ergens die avond, MIJN glas in gruzelementen zou vallen op de stenen; het gezelschap werd namelijk steeds joliger. Rond half negen had ik mijn eten op, maar zat het gezelschap schaterlachend en dijenkletsend nog steeds te drinken. Ik had er genoeg van, ik wilde naar bed. Dus liep ik naar de tafel en onder de stomverbaasde blikken pakte ik het (lege) glas, hief het omhoog, zei “fraternité, prosit’ en wandelde weg. Reizen doet rare dingen met een mens.