Chrysanten in Congo, deel 1

Eerder gepubliceerd: volkskrantreizen.nl, 25 september 2009.

Nog een paar uur en dan vertrek ik. De zenuwen gieren hoog door mijn keel, ik weet zeker dat ik de Mexicaanse griep onder de leden heb, of longontsteking of iets anders ergs, en ik weet ook zeker dat het een vergeefse reis zal worden. Niets van wat ik wil doen, krijg ik voor elkaar. Vanaf deze plek hou ik ,wie wil, op de hoogte van al mijn ellende. Wat is er nou lekkerder dan leedvermaak?.

De aanloop tot deze onderzoeksreis was wat hobbelig. Eerst zou ik officieel een weekje worden uitgezonden door een ngo om over een van hun projecten te schrijven. Ik zou dat doen samen met een fotografe. Zij moet erg goed zijn, want zij had weinig tijd. En als zij een gaatje in haar agenda vond, dan zorgde de haperige communicatie (zij was continu op het Afrikaanse pad) er wel voor dat dat weer was dichtgelopen vooraleer de ngo een akkoord had gemaild. Ik voelde mij een nietige pion, om niet te zeggen een An L., die willoos heen en weer werd geschoven op het grote bord. Eerst zou ik half september vertrekken, dat werd eind augustus, dat werd begin september en toen vertelde de tam-tam van kantoor Goma dat zij geen tijd hadden voor zo’n duo dat veel zou kosten en hen niets zou opleveren. Dat was het moment dat ik iets verbetens kreeg: wat er ook gebeurde, ik zou naar Goma en Kigali gaan. 

Inmiddels was ik in de papieren gedoken. Wat heeft een meisje nodig om donker Afrika binnen te komen? Dat bleek niet gering. Omdat ik de procedure startte toen wij in Frankrijk probeerden uit te hijgen van het wilde Haagse leven, moest ik een verklaring omtrent gedrag bestellen bij het ministerie van Justitie. Die doet er een paar weken over. Ondertussen was mijn reis naar voren geschoven en moest ik bij Justitie aandringen op haast, omdat ik ook nog een paar visa nodig had. Justitie nam nota van mijn haast, maar een spoedmail bleek onmogelijk: mijn gedrag moest tot op de bodem worden uitgezocht. Gelukkig hoorde ik een week erna dat het spoedeisend karakter er vanaf was; de reis was verschoven; de fotografe had die week geen tijd.

Uiteindelijk kreeg ik maar liefst twee verklaringen omtrent gedrag. Justitie moet gedacht hebben het gebrek aan snelheid te kunnen compenseren met kwantiteit. Beide verklaringen vonden dat er niets op me was aan te merken (sic!). 
Daarna was het de beurt aan de visa. Mijn zuster die te Brussel woont en werkt zou Congo voor haar rekening nemen. Het Haagse consulaat was namelijk sinds eind februari dicht. Zij nam mijn paspoort mee, mijn inentingsboekje en de verklaring omtrent gedrag. Een uitnodigingsbrief zou ik haar mailen, zodra ik die van de ngo had ontvangen.
Mis Poes! Die week besloot het kantoor te Goma mij en de fotografe niet te willen ontvangen. Dus geen officiële uitnodigingsbrief.  
Een paar dagen er na had ik een gesprek op Buza met de mensen van Sub Sahara (pure poëzie). Ik werd er zeer voorkomend ontvangen en legde mijn probleem aan hen voor. Wellicht een brief via de ambassades? Zij knikten en zouden hun best doen.

Ondertussen had ik ook mijn beroepsorganisatie de NVJ ingeschakeld. De tijd drong, over twee weken zou ik vliegen. Het werd tijd dat ze eens gingen werken voor alle contributie die ik jarenlang had betaald. Ook zij wezen naar de ambassades in Kinshasa en Kigali. En toen ging het opeens heel snel. Binnen drie dagen had ik twee uitnodigingsbrieven en kon ik naar Brussel. Mijn paspoort had ik allang weer van zuslief retour gekregen. Bij de Congolese ambassade ging het gelukkig zoals het hoorde: waarom makkelijk doen als het ook moeilijk kan, maar uiteindelijk kon ik wel ’s avonds een visum meenemen. Rwanda was een peulenschil; de ambassade zit in Den Haag en de mensen kenden me goed. Ze hadden me er een paar maanden eerder uitgegooid. Maar dat is een heel ander verhaal dat ik bij gelegenheid nog wel eens zal vertellen.