Notulen ministerraad 1994

Conclusie

De notulen van de ministerraad maken duidelijk dat Jan Pronk alleen stond in zijn wens  manschappen te sturen naar Rwanda. Geen van de andere ministers wilden het risico nemen dat er militairen gedood zouden worden, net als de tien Belgen op 7 april 1994. Terwijl in Rwanda de aarde rood kleurt van het bloed en honderdduizenden vluchtelingen een heenkomen zoeken, vergaderen de Nederlandse ministers, schuiven besluiten op de lange baan, vragen om rapporten die niet geschreven worden. 

In 2008 wordt ergens bij de IND het besluit genomen om alle dossiers van Rwandezen in Nederland nog eens flink tegen het licht te houden. Het is het begin van een heksenjacht, met slecht onderbouwde beschuldigen die tientallen Rwandezen en hun familie tot wanhoop drijft. Op dit moment zijn twee Rwandezen uitgewezen naar Rwanda, zijn er twee uitgeleverd en dreigen er meer mensen te worden uitgezet, waaronder de moeder en de zwager van Victoire Ingabire. 

Notulen Nederlandse ministerraad 1994 voor het eerst openbaar: Wat deed Nederland tijdens de genocide in Rwanda? deel 1

6 april 2020

Minister Jan Pronk werd passief en actief tegengewerkt

Morgen begint in Rwanda de herdenking van de genocide die tot 4 juii zal duren. Dat is de dag die wordt gevierd als de eerste dag dat de genocide tot een einde kwam, omdat de troepen van de huidige president Paul Kagame Kigali onder hun gezag hadden gebracht. De officiele dag is 15 juli. Dan hebben de troepen heel Rwanda in handen. De één ziet 4 juli als een bevrijdingsdag, de ander als de dag dat terugkeer naar Rwanda een onmogelijkheid werd. Hoe dan ook, het zal een aparte herdenking worden. Het land is in lockdown en heeft -net als de rest van de wereld- eigenlijk alleen maar oog voor het Corona-virus.

Het virus waarde alleen nog rond in China, toen ik naar het Nationaal Archief (NA) fietste om de notulen van onze ministerraad in te zien uit 1994. Die werden op 1 januari van dit jaar openbaar. Ik kreeg een enorme stapel dossiers op een karretje, plus een paar potloden. Balpennen zijn ten strengste verboden in het NA. Het kostte me drie dagen om de notulen door te ploegen en ik heb zeker wat gevonden.

Zo blijkt dat toenmalig minister Jan Pronk (OS) heel graag wilde dat Nederland deel ging uitmaken van een VN-vredesmissie, maar dat hij tegenwerking kreeg van Defensie en BuZa. Pronk werd actief en passief tegengewerkt. De tegenwerking bleek uit overleggen die niet doorgingen, beloofde rapportjes die niet werden geschreven. Het besluit om geen troepen te sturen werd notabene genomen toen Pronk in Rwanda zat. Hoogst ongebruikelijk. Meestal wordt een besluit uitgesteld als de verantwoordelijk minister niet aanwezig is. Morgen: Wanneer werd er in de ministerraad voor het eerst over Rwanda gesproken? Wie het raadt, krijgt een schouderklopje!

In het kader van Kwibuka (herdenken), deze week elke dag informatie uit de notulen van de ministerraad.

Notulen Nederlandse ministerraad 1994 voor het eerst openbaar: Wat deed Nederland tijdens de genocide in Rwanda? deel 2

7 april 2020

Wie dreven er in de rivier Akagera?

Gisteren was de voorpagina van de New Times, de staatskrant van Rwanda, geheel gevuld met nieuws over het Corona-virus. Vandaag, het officiele startsein van ven de herdenkingsceremonie, was de voorpagina voor de helft gevuld met Coronanieuws en de andere helft met artikelen over de 26ste herdenking van de genocide. Natuurlijk wordt er ook aandacht besteed aan genocide-ontkenners en genocidairs die elders in de wereld onderdak hebben gevonden. 

Terwijl in Rwanda het moorden begint, komt in Nederland de ministerraad bijeen. Het is 8 april. Het moorden in Rwanda is nog niet doorgedrongen tot de Nederlandse ministers. Op de agenda van Buitenlandse Zaken staat onder meer de lengte van drijfnetten en de minimumnormen van een sokkel. Ook Jan Pronk, later zo begaan met het land, spreekt met geen woord over het neerstorten van het vliegtuig met daarin de Rwandese en Burundese president op de avond van 6 april, en de daaropvolgende uitbarsting van geweld. 

Ook een week later wordt er met geen woord over Rwanda gesproken. Wel gaat het over drie Nederlandse werknemers van TNO die in Jemen worden gegijzeld. ‘Ze hebben onaanvaardbare risico’s genomen’, zeggen de ministers. Op 22 april gaat het onder meer over de Italiaanse melkquota en luchtvaartverdragen.

Pas op 20 mei, de genocide is dan al meer dan zes weken aan de gang, staat de situatie in Rwanda op de agenda. De New York Times berichtte er op 10 april voor de eerste keer over. De Amerikaanse krant was niet de enige. Direct na het neerstorten van het vliegtuig, trokken veel journalisten naar Rwanda, vanwaar ze -vaak in detail- berichtten over de gruwelijkheden die zich voltrokken. Op de Nederlandse televisie waren hartverscheurende beelden te zien van lange vluchtelingenstromen, lijken langs de kant van de weg en mensen die hun verminkte ledematen lieten zien.

Een week voor de ministerraad van 20 mei, was Jan Pronk in Rwanda. Hij stond op de Rusumo-brug over de Kagera-rivier, bij de grens tussen Rwanda en Tanzania. “Heel veel dode lichamen stroomden onder mij door. Bij een aantal van hen waren ledematen of hoofden afgehakt. Ze waren het pigment kwijt omdat ze lang in het water gelegen hadden. Je zag ook geen bloed meer. Het ging maar door.” (bron Trouw) De lijken kregen veel pers-aandacht: zoveel vermoorde Tutsi’s!

Wat de media én Pronk niet in de gaten hadden, was dat het geen Tutsi-lijken waren, maar Hutu-doden. Het oosten van Rwanda was namelijk toen al in handen van de RPF, het leger van Paul Kagame.

Het was dus dankzij Pronk dat Rwanda op de agenda kwam van de ministerraad op 20 mei. Wat denkt u dat er besproken werd?

Wie het raadt, krijgt een schouderklop!

Notulen Nederlandse ministerraad 1994 voor het eerst openbaar: Wat deed Nederland tijdens de genocide in Rwanda? deel 3

8 april 2020

Nederlandse deelname aan VN-vredesmissie?

De internationale wereld reageert traag op het moorden in Rwanda. De Verenigde Naties hebben weliswaar sinds augustus 1993 een kleine missie (Unomur) aan de grens tussen Rwanda en Oeganda, maar die heeft een zeer beperkt mandaat. Het gaat om 81 militairen die er op moet toezien dat de RPF-rebellen onder leiding van Paul Kagame geen steun krijgen vanuit Oeganda. In de praktijk komt het er op neer dat ze voornamelijk grenspatrouilles houden. Ook Nederland is met tien militairen vertegenwoordigd, waaronder kapitein Willem de Kant. Over hem later meer. 

Volgens de memoires van Madeleine Albright, destijds VN-ambassadeur voor de VS, werd er in april in de VN geen woord aan Rwanda gewijd, heel bijzonder omdat Rwanda zelfs niet-permanent lid van de Veiligheidsraad was. De VN had wel wat anders aan haar hoofd zoals Bosnië, Irak en Soamlië. Op 30 april komt er een verklaring van de VN waarin de moordpartijen worden veroordeeld. ‘Genocide’ wordt niet genoemd. Dat zou ingrijpen betekenen en daar was de internationale wereld huiverig voor. Pas op 17 mei wordt een resolutie aangenomen die het mandaat vergroot en extra mankracht mogelijk maakt (5500 militairen). 

Maar weinig landen hebben zin om om troepen te sturen. Alleen Senegal, Ghana en Ethiopië reageren positief.  Belgie zal zeker niet deelnemen.  Die verloren tien soldaten al tijdens de eerste dag van de moordpartijen, 7 april. De Belgen vormden de kern van de toen nog beperkte vredesmissie. België ging in shock en in allerijl stuurden ze 1800 paratroepen om alle Belgische militairen naar huis te halen. 

Het verzoek tot deelname aan Unamir, zoals de nieuwe vredesmissie heet, wordt besproken in de Nederlandse ministerraad van 20 mei 1994. De VN wil graag dat Nederland twee eenheden stuurt van elk 20 man en een movement control unit, een verrijdbare commandopost. De Nederlandse ministers zijn niet enthousiast. De Nederlandse militairen zouden van de Koninklijke Marechaussee moeten komen en die zitten op Sint Maarten en in de Sinaï. Ook naar Bosnië moeten troepen worden gestuurd. 

Vanwege de moord op de Belgen worden de risico’s onaanvaardbaar groot geacht. De Nederlanders lijken te veel op de Belgen! Alleen minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking wil direct iets doen. Als de zaak lijkt afgedaan, -Nederland zal geen bijdrage leveren- vraagt hij of de beslissing nog kan worden herzien. Uiteindelijk zal een klein comité bestaande uit de minister president Ruud Lubbers, de minister van Buitenlandse Zaken Pieter Kooijmans, de minister van Defensie Relus ter Beek en Jan Pronk - besluiten wat Nederland gaat doen.

Een keer raden naar het besluit…

Notulen Nederlandse ministerraad 1994 voor het eerst openbaar: Wat deed Nederland tijdens de genocide in Rwanda? deel 4

9 april 2020

Er wordt vooral gepraat

Terwijl het moorden in Rwanda doorgaat, wordt er in de VN, Europa en Nederland vooral gepraat. In Nederland komt het geweld in Rwanda pas weer op de agenda van de ministerraad op 17 juni. 

Jan Pronk van Ontwikkelingssamenwerking is boos. De VN heeft in mei besloten 5500 manschappen te sturen en dit is nog steeds niet gebeurd! Schandalig, roept Pronk.Hij bestrijdt het idee dat het voor Nederlanders onveilig zou zijn, omdat ze te veel op de Belgen lijken. De Nederlanders spreken immers geen Frans, aldus Pronk. In deze ministerraad wordt ook de vraag van Frankrijk behandeld. Dit land wil een West-Europese interventiemacht. Er wordt besloten aan dit Frans initiatief voorlopig geen ruchtbaarheid te geven. Een reden wordt niet hardop uitgesproken. Wederom wordt het aan een klein comité van de minister president en betrokken ministers overgelaten om hierover een besluit te nemen.

Daarna volgt een periode van vooruitschuiven en notities en rapporten die niet worden geschreven, zodat er maar geen beslissing genomen hoeft te worden. De genocide loopt inmiddels op zijn eind. De woede en wanhoop van Jan Pronk zijn bijna tastbaar in de notuelen. Evenals de kille uitstel-aanpak van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie. 

Op 1 juli 1994 staat Rwanda weer op de agenda. Het kleine comité dat zou moeten besluiten over mogelijke steun van Nederland is nog niet bij elkaar gekomen (!). Defensie minister Relus ter Beek was bij de VN in New York en belooft een notitie te schrijven. Omdat de minister van Buitenlandse zaken afwezig is, wordt agendapunt Rwanda verder verdaagt naar 5 juli. Er is dan een extra ministerraad.

En raadt eens wat er in deze ministerraad gebeurde?

Notulen Nederlandse ministerraad 1994 voor het eerst openbaar: Wat deed Nederland tijdens de genocide in Rwanda? deel 5

10 april 2020

Besluiten worden koeltjes uitgesteld

Op 4 juli valt de Rwandese hoofdstad Kigali in handen van de troepen van RPF-legerleider Paul Kagame. Het is het officieuze einde van de genocide. Tijdens de ministerraad van 5 juli toont Kooijmans, de minister van Buitenlandse Zaken zich een voorstander van operatie Turquoise. De operatie is een initiatief van de Fransen en Franse troepen zouden zorgen voor de veiligheid van vluchtelingen en burgers. Op 22 juni stemt de VN hiermee in. In feite werd een vrijzone gemaakt in het zuidwesten waarlangs -vooral Hutu- vluchtelingen naar buurland Congo konden gaan. Uiteindelijk telden de vluchtelingenkampen in Noord- en Zuid Kivu meer dan twee miljoen Rwandese Hutu’s.

Pronk is mordicus tegen operatie Turquoise. Hij heeft veel liever dat Nederland aansluit bij de VN-vredesmissie Unamir. Meedoen met operatie Turquoise én de VN-missie is onmogelijk.Hij benadrukt nogmaals dat de Nederlanders echt niet met de Belgen zullen worden verward, omdat ze geen Frans spreken. 

Maar voor deelname aan de VN-missie met militairen is nog steeds weinig animo in de ministerraad. Wel is er een voorstel om geld en materieel ter beschikking te stellen. Ze nemen een voorbeeld aan de Belgen. Die steunen de Zambianen -die wel deelnemen aan Unamir met materieel. Zoiets zou Nederland ook kunnen doen.

Pronk doet tijdens deze ministerraad een opmerkelijk voorstel:er zal waarschijnlijk een Rwanda-tribunaal worden opgericht. Als dat nou eens samenging met het Joegoslavië-tribunaal dat in Den Haag zetelt? 

Een besluit over Nederlandse steun aan Rwanda wordt weer niet genomen.

Op 15 juli roept Paul Kagame de bevrijding van Rwanda uit. Officieel is de genocide ten einde. Tijdens de ministerraad van 16 juli vertelt de minister van Buitenlandse Zaken, Kooijmans, dat hij de dringende vraag kreeg van Balladur, de Franse premier, om zo snel mogelijk materieel ter beschikking te stellen aan Frankrijk. Pronk blijft aandringen: er moeten ook mensen worden gestuurd. Hij zegt dat er nog niets is besloten over het sturen van manschappen; dat staatssecretaris Frinking zou nog een analyse maken. Die analyse is er nog steeds niet. Pronk stelt voor dat Nederland een luchtbrug naar Goma ondersteunt.

Minister Kooijmans zegt koeltjes dat Balladur om materieel vroeg, niet om manschappen. Dat brengt minister president Lubbers op een idee. Hij vraagt of er wel een verzoek ligt om manschappen te sturen. Pronk: In mei verzocht de VN om 5500 soldaten te sturen. Maar Kooijmans geeft geen krimp: ‘We hebben besloten geen mensen te sturen vanwege de veiligheid. Iedereen stemde er mee in. 

Lubbers vindt een oplossing: Kooijmans pleit voor veiligheid, Pronk voor urgentie. Nu de minister van Defensie ziek is, is Pronk zijn ad interim. Hij kan dus zelf een veiligheidsbeoordeling maken. 

En weer wordt een besluit doorgeschoven naar een volgende vergadering.

Notulen Nederlandse ministerraad 1994 voor het eerst openbaar: Wat deed Nederland tijdens de genocide in Rwanda? deel 6

15 april 2020

Ministerraad besluit in afwezigheid van Pronk

Op 21 juli staat Rwanda weer op de agenda van de ministerraad. Volgens de minister van Defensie, Relus ter Beek, is het zaak om humanitaire en materieel hulp uit elkaar te houden. Mankracht is volgens hem niet nodig, maar aan materieel is er een groot gebrek. Hij heeft een Hercules vrachtvliegtuig beloofd. Op zijn lijstje staan verder nog een F27, vijftig 4-tonners, 25 landrovers, 15 generatoren, 10 keukenwagens en opleidingen voor de chauffeurs en onderhoudsmonteurs voor de 4-tonners. Jan Pronk had al geld vrijgemaakt uit zijn ontwikkelingsbegroting, de afgelopen week heeft hij daar nog eens 10 miljoen gulden voor humanitaire hulp bijgedaan.

Vraag ligt nu op tafel wie al dat defensie-materieel gaat betalen. Lubbers wijst erop dat Pronk best wil betalen als er ook manschappen gestuurd worden. Minister Hans Alders (VROM) krijgt toch een beetje medelijden met Jan Pronk en zegt dat Pronk al een groot bedrag ter beschikking heeft gesteld. 

Opvallend genoeg is Jan Pronk deze ministerraad de grote afwezige. Hij zit in Rwanda. En waar anders onderwerpen worden doorgeschoven naar een volgende ministerraad, gebeurt dit nu niet. Zonder Jan Pronk besluiten ze tot materiele ondersteuning van Unamir, manschappen worden niet gestuurd. Wel belooft Ter Beek dat als er een officieel verzoek komt, dit serieus zal worden bekeken. 

Pronk is laaiend als hij hoort over het besluit. Tijdens de ministerraad van 29 juli vraagt waarom er is besloten in zijn afwezigheid en of het besluit nog kan worden teruggedraaid.

Met geen woord wordt in de ministerraad gesproken over een verkenningsteam van negen militairen dat diezelfde dag vertrekt naar Goma in Oost-Congo, dan nog Zaire. Het is de start van operatie 'Provide Care’. Ruim honderd militairen bieden in de maand augustus hulp in de vluchtelingenkampen. Een ervaring die hen bijblijft voor het leven. 

Alleen nog op 30 september (repatriering van vluchtelingen) en op 18 november staat Rwanda op de agenda van de ministerraad. In de herfst van 1994 vraagt de VN om manschappen voor een internationale politiemacht in de vluchtelingenkampen. De betrokken ministers zullen hierover apart besluiten. Waarschijnlijk raadt u al wat er uiteindelijk werd besloten.

Conclusie

De notulen van de ministerraad maken duidelijk dat Jan Pronk alleen stond in zijn wens  manschappen te sturen naar Rwanda. Geen van de andere ministers wilden het risico nemen dat er militairen gedood zouden worden, net als de tien Belgen op 7 april 1994. Terwijl in Rwanda de aarde rood kleurt van het bloed en honderdduizenden vluchtelingen een heenkomen zoeken, vergaderen de Nederlandse ministers, schuiven besluiten op de lange baan, vragen om rapporten die niet geschreven worden. 

In 2008 wordt ergens bij de IND het besluit genomen om alle dossiers van Rwandezen in Nederland nog eens flink tegen het licht te houden. Het is het begin van een heksenjacht, met slecht onderbouwde beschuldigen die tientallen Rwandezen en hun familie tot wanhoop drijft. Op dit moment zijn twee Rwandezen uitgewezen naar Rwanda, zijn er twee uitgeleverd en dreigen er meer mensen te worden uitgezet, waaronder de moeder en de zwager van Victoire Ingabire. 

Morgen meer over de activiteiten van Nederland in Rwanda voor en na de genocide.

Notulen Nederlandse ministerraad 1994 voor het eerst openbaar: Wat deed Nederland tijdens de genocide in Rwanda? deel 7

16 april 2020

Tien Nederlandse militairen aan de grens met Rwanda

Nederland was dus niet bereid manschappen te sturen naar Rwanda, zo blijkt uit de notulen van de ministerraad. Toch waren er wel degelijk Nederlandse militairen in Rwanda, al waren het er niet veel en waren ze kort na het begin van de genocide al weer verdwenen. 

Tien Nederlandse militairen maakten namelijk deel uit van Unomur, (United Nations Observer Mission Uganda). In totaal telde de missie 81 soldaten, een mini-missie dus. De militairen moesten voorkomen dat de RPF, het rebellenleger van Paul Kagame, steun zou krijgen vanuit Oeganda. Kagame was namelijk goed bevriend met Yoweri Museveni, de president van Oeganda. Kagame groeide op in de vluchtelingenkampen in Oeganda, raakte in contact met Oegandese rebellen die het regime wilde neerhalen en vocht vervolgens mee met het rebellenleger van Museveni. Nadat Museveni de strijd had gewonnen en zichzelf tot president uitriep,  werd Kagame een hoge inlichtingenofficier in het leger van Oeganda. Vanaf 1990 gebruikte Kagame Oeganda als uitvalsbasis voor aanvallen in Rwanda. Niet zo gek dus dat de VN wat manschappen stuurde om een oogje in het zeil te houden.

Tot de tien Nederlandse militairen hoorde ook kapitein Willem de Kant. Over hem morgen meer. 


Notulen Nederlandse ministerraad 1994 voor het eerst openbaar: Wat deed Nederland tijdens de genocide in Rwanda? deel 8

17 april 2020

Nederlandse Canadees aan het hoofd VN-missie

Op 3 en 4 augustus 1993 tekenden de leiders van het Rwandees Patriottisch Front (RPF) en de Rwandese overheid in Arusha een akkoord dat tot stand kwam na moeizaam onderhandelen. De RPF ging deel uitmaken van een brede regering en haar soldaten konden zich aansluiten bij het Rwandese leger. Het akkoord viel uit in het voordeel van de RPF, omdat de Rwandese regering verdeeld was. Zo werd een groot deel van de presidentiele bevoegdheden overgeheveld naar de nieuwe overgangsregering. Die zou gaan bestaan uit vijf al bestaande politieke partijen plus de RPF. Van de 21 ministersposten kreeg de RPF er vijf, waaronder het vice-presidentschap. De partij van de Rwandese president, MRND, kreeg ook vijf zetels. Veel rust bracht het akkoord van Arusha niet. Er bestond diep wantrouwen tussen de RPF en de Rwandese overheid. Ook de voorgestelde fusie van het Rwandese leger met de rebellen van de RPF zorgde voor veel onrust.

Kapitein Willem de Kant was een van de tien Nederlanders die deel uitmaakten van VN-vredesmissie Unomur die er vanaf augustus 1993 voor moest zorgen dat het rustig bleef aan de Rwandees-Oegandese grens. De Nederlands/Canadees Roméo Daillaire stond aan het hoofd. Dallaire werd geboren in Denenkamp, zijn moeder was een Nederlandse verpleegster, zijn vader een Canadese onderofficier.

Uiteindelijk werd het een korte missie, want al op 5 oktober besloot de VN om een grote missie naar Rwanda te sturen bestaande uit zo’n 2500 militairen, in meerderheid Belgen. Zij moesten onder meer toezien op het staakt-het-vuren en nieuwe verkiezingen in oktober 1994 begeleiden. De 

Roméo Dallaire werd aangesteld als kwartiermaker. Hij vroeg de Nederlandse kapitein De Kant om zijn assistent te worden.