De wijn wordt duur betaald

Eerder gepubliceerd: volkskrantreizen.nl, 2008

Wijn en geld. Een diepe kloof scheidt de Fransen en de Nederlanders.

De Limousin heeft geen wijntraditie. Geen wijnstok haalt het in zijn hoofd om in het barre klimaat uitbundig te groeien. Het blijven kouwelijke, kleine struiken die zurige, zuinige wijnen voortbrengen. De Limousinse wijndrinker grijpt daarom vooral naar buiten-regionale producten uit de Bordeaux, Loire en Elzas. Spaanse, Zuid-Afrikaanse en Chileense broertjes proberen zich wel eens op het schap van de supermarkt te wringen, maar worden als ongewenste vreemdeling snel weer buiten de deur gezet. Eigen wijn eerst!

De maand september staat traditioneel in het teken van wijn; ook in de Limousin. Elke supermarkt heeft zijn eigen wijnfestival. Ik haalde daar altijd mijn neus voor op: wijn haal je zelf, bij van die leuke chatootjes, na veel proeven, in de streek naar keuze. Maar dit keer besloten wij om de zorgwekkende hoeveelheid gaten in wat wij trots ‘onze cave’ noemen, maar wat in werkelijkheid een ordinaire voorraadschuur is, te dichten met supermarktwijnen, omdat wij dit jaar niet meer aan een romantisch tochtje naar Bordeaux of Loire toe zouden komen. Wij vulden dan ook braaf de bon in waarmee wij supermarktmeneer L. lieten weten dat wij gebruik wilden maken van de voorproefavond in zijn grote, en naar wij hoopten, goed gevulde winkel.

Wij werden verwelkomd door een aardige slungel die ons doorverwees naar, tja hoe hadden wij het kunnen missen- de wijnafdeling. Daar stonden alleraardigste tafels met een alleraardigst test-assortiment tezamen met kaas, worst, taartjes, pasteitjes om de testwijn de juiste smaakomgeving te geven. Wij hadden een lijst van 12 wijnen gekregen en ik begreep om mij heen kijkend, dat het handig was om van boven naar beneden te proeven. Wij wezen dus naar de eerste regel, kregen een glas en proefden. Hmm, niet gek, Kost zoiets nou? Wij verslikten ons in de volgende slok: 22 euro voor een flesje. Nou, dan namen we nog maar een glas, want wij kwamen nooit verder dan een fles voor zes, zeven euro. 
Het tweede glas was lekkerder dan het eerste, en u raadt het al, het derde glas nog weer lekkerder. Toch maar doen zo’n flesje?

Kom, wij moesten door naar nummer 2, anders redden wij het niet allemaal voor tien uur, de onherroepelijke sluitingstijd. Tegen negenen waren wij bij nummer zes beland. Een helemaal niet zo gekke Bordeaux. Naast ons stond een dikke meneer. Die verzuchtte al nippend en proevend dat de wijn uit deze streek werd overgewaardeerd en te duur betaald. Hij wees naar een fles van tachtig euro. Daarvoor zou hij toch echt niet meer dan zestig betalen. Wij knikten begrijpend. Nog in geen tien miljoen jaar zouden wij een fles kopen van zestig euro, laat staan een van tachtig euro.

Tegen tienen, bij wijn nummer 12 aangeland, was ik geheel en al ‘om’ en bereid voor elke goddelijke nip een fortuin neer te tellen. Nooit zulke lekkere wijnen in zo’n onromantische ambiance geproefd. Gelukkig was manlief halverwege de avond overgegaan op water en kon mij dus van de meeste wilde aankopen weerhouden. Zo werden de 12 flessen Saint Emilion van 40 euro stuk, onverbiddelijk uit het winkelwagentje verwijderd. Ik wendde mij voor de laatste keer tot een tafel, alwaar ik mij tegoed deed aan een glas Monbazillac en een taartje. Verrukkelijk. 

Met de zoete smaak nog in mijn mond, rolde ik mijzelf en het karretje naar de kassa, alwaar een keurige slungel mijn flessen op de lopende band zette. Ik haalde met een routineus gebaar mijn creditcard tevoorschijn en wreef even over de magneetstrip. 
C’est deuxmillecinqcentvingtetunquarantehuit centimes. 
QUOI???? 

“Tweeduizend vijfhonderd eenentwintig euro en achtenveertig cent”, zei het meisje geduldig. 
(De vertaling is van mij).

Ik was in shock. 2500 euro voor hoeveel flessen? Vijftig? Dat kon, volgens mijn berekening, nooit meer zijn dan vijfhonderd euro, en dat was al een zeer ruime schatting. Die flessen moesten terug. Hoe kon dat nou? Pure paniek, terwijl het meisje achter de kassa geduldig bleef glimlachen. 
Ik werd gered door een reusachtige meneer. 
“Excusé madame: ik geloof dat u het verkeerde karretje hebt meegenomen.” 
Ik keek nog een keer naar de flessen op de lopende band. Verdomd. 
Dat waren niet mijn flessen. Dat waren zijn flessen. Ik kon de man wel zoenen. 
Dat is dan deuxmillecinqcentvingtetunquarantehuit centimes, zong ik de man voor.
Hij trok zijn creditdard, terwijl hij met een vies gezicht mijn karretje naar me toe duwde. Hoe kon iemand dat bocht kopen?
Hoe goed we ook ons best doen, op dit punt zullen Fransen en Nederlanders elkaar nooit begrijpen.