Rwanda, november 2014

Woensdag 10 december 2014

Nog na-trillend van boosheid, angst en zenuwen, landde ik vanochtend op Schiphol, alwaar mijn achtervang Jan klaarstond met schouderklopjes en de groeten van veel mensen. Ik ben dus weer terug, maar de laatste twee dagen waren niet onverdeeld genoeglijk vanwege de Rwandese douane. Die lieten mij namelijk eergisteren niet door. Eerst omdat de machine kapot zou zijn, later omdat mijn visum door Kenia niet gerepareerd zou zijn. De Rwandese baas van de immigratiedienst verzekerde eerst vriendelijk dat hij hoogst persoonlijk voor een oplossing zou zorgen, maar werd, naarmate de uren verstreken, steeds boziger. We kregen echt ruzie toen ik zijn autoriteit in twijfel trok samen met zijn oplossingsvermogen. Niet echt handig, maar na zes uur in de zon, zonder eten of drinken, was mijn beoordelingsvermogen niet meer wat het geweest was. 

Inmiddels had ik ook achtervang Jan ingeschakeld en die had weer de Nederlandse ambassade in Kigali te hulp geroepen. Die reageerden snel, maar met even weinig succes als ik. Ze hadden het geprobeerd, maar na vier telefoontjes nam de Immigratiedienst niet meer de telefoon op. Inmiddels was ik door de boze lokale immigratiechef, demonstratief teruggezet in niemandsland. Ik mocht niet op Rwandese bodem blijven. Hij wilde niet ingaan op mijn voorstel van een transitvisum en vond dat ik maar het beste terug kon gaan naar Congo. Hij zou dan hoogst persoonlijk morgenochtend vroeg er voor zorgen dat ik een transit visum kreeg. Daar had ik natuurlijk geen enkele fiducie in, en toen ik hem dat ook in ondiplomatieke taal vertelde -dom dom dom Verbraeken!- was die dag in ieder geval elke kans op een minnelijke schikking bekeken. Met mijn staart tussen mijn benen droop ik af, ik wist, ik was verslagen. De immigratiemeneer had laten zien wie hier de baas was.

De volgende ochtend stond ik om zes uur voor het loket, zoals afgesproken. De immigratiebaas kwam om zeven uur en oh wonder, om acht uur had ik het zo felbeerde stempeltje. Geen transit visum dus, want dat bracht complicaties mee, zei de chef. Ik had geen idee welke complicaties dat waren, maar ik grijnsde vriendelijk naar hem. Merci, merci. Uit het zicht en zeker buiten gehoorafstand, heb ik even flink lucht gegeven aan mijn overvol gemoed. Passerende Rwandezen keken me meewarig aan: ach die Mzungu, wat zijn dat toch een buitengewoon onbegrijpelijke wezens.

Drie keer werd onze taxi onderweg door agenten gecontroleerd en drie keer begon ik te trillen. De dag bij de douanepost had er meer ingehakt dan ik had gedacht: ik begon een autoriteitenangst te ontwikkelen. 

Met bonkend hart meldde ik me dan ook bij de douane op het vliegveld voor een 'exit' stempeltje. De douanier haalde mijn paspoort door de lezer en ….. meldde me dat sorry, sorry het systeem er even uit lag. Ik keek naar de meneer naast me, die wel een stempel kreeg. Dit was wel een zeer plaatselijke storing. 

Toen daarop ook nog twee stevige agenten zich bij de douanier meldden, kreeg ik een angstig déjà vu. Ik zou toch niet weer ergens naar toe gebracht worden, zonder dat de rest van de wereld wist waar ik was? De twee agenten bladerden in mijn paspoort. Vroegen met welke vlucht ik vertrok, keken weer eens in mijn paspoort en gaven het met een kort knikje terug aan de douanier. Die stempelde zuinigjes mijn paspoort af. 

Ik kan van alles verzinnen om een verklaring te vinden, maar dat is speculeren. Ik ga er gewoon van uit dat ik domme pech heb gehad met falende machines, een foutenmakend Kenia en een immigratiebaas met een groot ego. 

Zondag 7 december 2014

Orde en je mond moeten houden of wanorde en ook je mond moeten houden?

Kinshasa en Goma verschillen van elkaar zoals het Nederland van boven de rivieren en het Nederland dat onder de Moerdijkbrug ligt. Tenminste dat vinden ze in Goma. Ze vinden de Kinshassers maar onverantwoordelijk luie feestvierders. In Noord-Kivu daar wordt hard gewerkt, daar wordt het geld verdiend. Een mogelijke afscheiding van Noord- en Zuid Kivu doet daarom niet bij iedereen pijn in Goma; er zijn zelfs provinciale ministers die er serieus over nadenken. Als ze de rest van het land niet financieel op sleeptouw hoeven te nemen, dan gaat het economisch vanzelf goed met oost-Congo. Een partnerschap met Rwanda? Waarom niet? De buren hebben het immers goed voor elkaar. Zij hebben wél een overheid die de zaken strak in de hand kan houden. Rwanda een politiestaat? Nou, wat kun je beter hebben: orde en je mond moeten houden of wanorde en wetteloosheid en alsnog je mond moeten houden, aldus de voorstanders van de zogeheten 'Balkanisatie', de opdeling van Congo.

Dat je ook in Congo scherp in de gaten gehouden wordt en moet oppassen wat je in het openbaar zegt, ondervond ik afgelopen dagen. Tijdens mijn zoektocht voor Jean Claude Iyamuremye belandde ik in Kinshasa bij de Inlichtingendienst, de ANR. Ik wilde informatie hebben over een chef  die wellicht kon getuigen dat er door Rwanda al plannen waren gemaakt om Jean Claude te vermoorden, vlak na het bloedbad in Mbandaka (1997) waarbij 1300 mensen werden gedood. De chef had Jean Claude in bescherming genomen door hem op te sluiten in de gevangenis. Zo konden de Rwandezen niet bij hem komen.

Bij de ANR worden al je gegevens keurig met een balpen in een schrift geschreven. Dus ook je verblijfplaats, in mijn geval dus een hotel. Toen ik aan het einde van de dag met mijn fixer en een bevriende (hoge) militair (ja ja!) een biertje ging drinken, bleek dat ik werd geschaduwd. We waren namelijk nog niet gaan zitten of er kwam een man aan het tafeltje naast ons zitten. Hij zat vreselijk op te letten wat we deden. Natuurlijk had ik in het begin niets in de gaten. In Rwanda zou het me misschien zijn opgevallen, maar in Congo had ik -tikje naïef ik geef het toe- niet bedacht dat je ook gevolgd zou kunnen worden. Gelukkig had mijn militair wel direct in de gaten wat er aan de hand was en bracht het gesprek op koetjes en kalfjes. Toen onze glazen leeg raakten en een van ons aanstalten maakte om op te stappen, ondernam de man actie: hij bood ons een drankje aan. 'Om ons hier te houden', zo fluisterde mijn militair mij in het oor. 'Hij wacht op versterking.' Tien minuten later zaten er vier man aan het tafeltje.

Het bleek dat de man niet de enige was die op versterking wachtte, want mijn militair had inmiddels zijn vrouw gebeld met de vraag of ze ons op kon komen halen met de auto. We zouden dan een eindje gaan rijden, zodat ze niet meer wisten of en wanneer ik in het hotel teruggekeerd was. Helemaal begrijpen deed ik het niet, want als ze een mannetje bij het hotel hadden staan, dan wisten ze toch onmiddellijk dat ik terug in het hotel was? 

Maar goed, dociel als ik was volgde ik mijn militair met zijn vrouw en verbleef de volgende anderhalf uur in een supermarkt waar zij hun trouwfoto's lieten ontwikkelen. Hij in gala uniform, zij zwaar in het wit. Even dacht ik dat de hele actie bedoeld was om mij deelgenoot te maken van de bruiloft en hun pril geluk. Maar toen mijn militair zei dat ik beter van hotel kon veranderen de volgende dag, verging me even het lachen. Ook moest ik niet open doen als er op mijn deur werd geklopt: het zou kunnen dat ze me kwamen halen voor verhoor. Niet opendoen, maar mijn militair bellen, zo kreeg ik te horen. Ik knikte. Ik voelde geen enkele aandrang om voor wie dan ook de deur open te doen, zelfs niet als er op mijn vraag 'Wie is daar?' het antwoord 'George Clooney' zou komen.

De volgende ochtend bleek er een mannetje in de hal te zitten. Je schaduw, fluisterde mijn fixer, en hij nam stiekem een foto. Mijn militair zou mij einde ochtend, begin middag op komen halen, zo hadden wij afgesproken. Omdat hij me de volgende ochtend naar het vliegveld zou brengen, was het veel gemakkelijker om bij hem te blijven slapen dan van hotel te veranderen. Mijn militair liet lang op zich wachten en al die tijd zat ook het mannetje in de hotelhal. Bewegingloos. Ik sloop af en toe even de trappen af om te kijken naar de meneer die naar mij moest kijken.

Het liep allemaal met een sisser af, al moet ik zeggen dat de tocht naar het vliegveld en op het vliegveld zelf een waar genoegen was. Voor het eerst droeg mijn militair zijn uniform terwijl ik bij hem was. Overal sprongen mensen in de houding. Op het vliegveld werd voor ons ruim baan gemaakt en kregen wij overal voorrang, al moest ik wel mijn bagage zelf dragen. Mijn hoge militair mocht niet met mijn bagage slepen, dat is nou eenmaal protocol. Maar als tegenprestatie zette hij me keurig in de business lounge, waar ik snobby een kopje koffie dronk. Ik werd zelfs opgehaald met een apart busje toen mijn vliegtuig op het punt van vertrek stond. 

Nu dus weer in Goma, waar ik al sinds gisteren bezig ben met mevrouw KLM mijn terugreis te regelen. @zucht.

Een verslag van de zoektocht voor Jean Claude komt morgen op de site.


Zondag  30 november 2014

In Masisi hebben ze geen brug nodig vindt Nederland

De afgelopen drie dagen was ik in Masisi. De weg filmen van Sake tot Niabyondo die met behulp van Nederlands geld werd aangelegd. Een aantal borden langs de weg getuigen fier van dit feit, ondanks dat iemand van Buitenlandse Zaken mij onlangs van het tegendeel probeerde te overtuigen: 'Nee, nee, dat stuk tussen Sake en Masisi (zo'n 65 kilometer) dat was niet specifiek Nederlands geld, het stuk erna wel.' 

Ik kan over de weg maar één ding zeggen: SCHANDE! Jazeker, er zitten stukken tussen, vooral het eerste deel na Sake, maar er ontbreekt godbetert gewoon een brug over een rivier, waardoor een gewone auto nooit naar de overkant komt, en mensen op de rug van flinke jongens naar de overkant moeten. Wij, een land van dijkenbouwers en bruggenbouwers, bouwen niet eens een brug over een rivier. Ik hoor al weer allerlei protesten: 'Ligt niet aan ons, maar aan allemaal anderen en de veiligheidssituatie en de corruptie', maar het is een schande dat er al jaren GEEN BRUG -hoe provisoir ook- gemaakt is.

Er wordt gewerkt aan de weg, ja. Maar in hoeverre dat werkelijk helpt als er niet gedraineerd wordt en er geen afwatering plaatsvindt van al dat water dat door Masisi klotst, heeft dat niet zo heel veel zin. Wij moesten, vlak voor de rivier zonder brug, ons al glibberend een weg door menshoge modderbergen zoeken -onder het vriendelijke oog van allerlei machines die net deden of ze heel zwaar werk aan het verrichten waren. Alweer geen klus voor een gewoon skodaatje.

Elf kilometer voor het plaatsje Masisi (Masisi is een soort departement met als hoofdstad Masisi) begint de pret pas goed, bijna direct onder een bord waarin Nederland zichzelf op de borst slaat over de hulp aan de weg. (Sorry geen foto's genomen, was te druk met filmen en mezelf overeind te houden). Vanaf daar is het één grote modderpoel. 

We (ikzelf, mijn fixer, de chauffeur en twee kennissen die zichzelf hadden uitgenodigd) sliepen in de parochie van Masisi. Elke kerk hier runt ook een soort basis logement, met de pastoor als hotelier. Je kunt er eten en slapen en meestal is er 's avonds zo'n twee uur elektriciteit. Het is er veilig en het is er (meestal) schoon. 

Vrijdagavond barstte er boven Masisi een langdurige onweersbui los. Prachtige plaatjes gemaakt van Masisi in de regen. Maar hoe langer de stortbui duurde, hoe ongeruster chauffeur Remi naar de lucht keek. De weg heen was al lastig, laat staan als er zoveel regen was gevallen. Konden we nog door de rivier? Konden we nog door de modder?

De terugweg bleek een helse tocht. Daarover morgen meer.

Vandaag vlieg ik naar Kinshasa om onderzoek te gaan doen naar Jean Claude Iyamuremye die in de Zoetermeerse gevangenis zit te wachten tot de minister besluit of hij wel of niet uitgeleverd mag worden. Jean Claude heeft een gruwelijke massamoord gezien van het Rwandese leger in de Congelese plaats Mbandaka (provincie Equateur). Hij is een van de weinige nog levende ooggetuigen van die massamoord en Jean Claude is bang dat Rwanda daarom om zijn uitlevering heeft gevraagd. In Mbandaka zijn mensen die hem daar hebben gezien. Ik ga ze zoeken en hen vragen stellen. 

Woensdag 26 november 2014

Filmen in Goma is lastig. Dat was ik helemaal vergeten -een mens onthoudt liever de aangename zaken des levens- totdat een dronken politie-agent met een kalashnikov om de schouder mij een stomp tegen mijn arm gaf. Of ik maar dadelijk wilde ophouden met filmen. Ik was die ochtend de wijk ingetrokken met een stevig team: een chauffeur en drie stevige jongens. De chauffeur bewaakte in de auto mijn apparatuur tegen al te grijpgrage handjes en de drie stevige jongens stonden om mij heen als ik filmde. 

Dat moest wel, want de mensen in die achteraf gelegen wijk van Goma, zagen zelden een Mzungu en zeker geen filmende witte asperge. Iedereen wilde dan ook met zijn neus vooraan staan, en in ieder geval voor mijn neus, wat het filmen er niet eenvoudiger op maakte. Dat waren nog de aardige mensen. Er waren er ook veel die boos waren. Wat ik dacht dat ik wel niet kwam doen in hun wijk? Geld wilden ze zien. Veel dollars. En als ze dat niet kregen, zwaaiden ze boos met hun vuisten. Dat was ik allemaal wel gewend. Maar een stomdronken agent met een geladen kalshnikov? Dat was andere koek. Ook mijn drie stevige jongens waren de eerste ogenblikken uit het veld geslagen, maar legden uit dat ik toestemming had van de minister zelf.

De dronken agent was -natuurlijk- voor geen rede vatbaar. Hier was hij de wet, niet de minister. De meute liet zich opzwepen door de agent en begon steeds dichterbij te komen. Toen ik besloot me om te draaien en weg te lopen, werd ik vastgehouden. Ik moest met de agent mee, vonden de wijkbewoners. Dat was ik natuurlijk in het geheel niet van plan. Een van mijn stevige jongens had inmiddels een andere agent -geheel nuchter- erbij gehaald. Daarna was de rust snel weergekeerd. Niet ik ging in het cachot, maar de dronken agent.

Dat het incident me meer had aangegrepen dan ik dacht, realiseerde ik me pas, toen ik bij thuiskomst zag dat ik de eerste tien takes erna weg kon gooien. Ik had elke keer de camera uitgezet als ik dacht dat ik hem aanzette en omgekeerd. Ik zag dus in tien takes mijn voeten naar steeds een andere plek wandelen.

Diezelfde ochtend besloot ik in alle wijsheid ook bij de haven te willen filmen. Bij de zevende instantie die mijn paspoortkopie en accreditatie wilde zien, de havenautoriteiten (ik was al langs geweest bij douane, politie, marine, veiligheidsdienst, belastingkantoor, en een kantoortje dat ik niet thuis kon brengen) , kreeg ik ruzie. Ze namen geen genoegen met de kopie van mijn paspoort. Boos vertelde ik dat ik niet in Goma rondliep m,et mijn echte paspoort, veel te gevaarlijk. Dat had ik niet moeten zeggen, de meneer -achter een groot bord eten- was in zijn Congolese eer aangetast en dreigde me -alweer- te arresteren als ik ging filmen. Ik besloot zoete broodjes te bakken en zei dat ik nergens met mijn paspoort in mijn  zak liep, zeker niet in Nederland, want ook daar werd gestolen. Dat vond de meneer leuk, vroeg om excuses, ik boog nederig het hoofd en gaf ze, en mocht daarna aan de slag.

Toen ik jongens filmde die zakken aan het vullen waren met aardappelen, voelde ik opeens dingen tegen mijn benen, armen en buik. Sommigeaardappelzakvullers wilden niet gefilmd worden en waren -buiten mijn beeld- aardappelen naar me aan het gooien. Toen dat geen effect had, kwamen ze naar me toe gerend. Mijn escorte was inmiddels geslonken tot een enkele stevige jongen en die kon weinig anders doen dan me bij de hand nemen voor een tactische terugtocht.

Inmiddels is er waarschijnlijk weer een verandering van het programma. Wellicht kan ik -dankzij een aantal gulle gevers- aanstaande maandag naar een plaats een paar honderd kilometer van Kinshasa, om daar onderzoek te doen voor een Rwandees dossier. Let wel, het is dus niet voor mezelf, of voor een medium dat ik daar naar toe ga, maar voor een van de advocaten. Die heeft ook de geldinzamelingsactie voor me op poten gezet. Het is overigens een niet ongevaarlijke tocht: ik moet maar liefst vier keer plaatsnemen in een vliegtuigje van CAA, een maatschappij met een historisch slechte reputatie. Het staat dan ook op de zwarte lijst. Het is ook een lange reis: heen en terug naar Goma duurt maar liefst vijf dagen.

Donderdag 20 november 2014

Armoede heeft onvermoede consequenties. Zo filmde ik gisteren een chukudeur. Een jongeman, zoals er honderden in Goma rondlopen, met een houten step die voor een halve of hele dollar vrachtjes wegbrengen. Ze staan laag op de sociale ladder, zijn vaak ongeletterd en verdienen net genoeg om zichzelf en hun gezin in leven te houden. Natuurlijk wilde ik alles filmen van de Chukudeur, dus niet alleen hoe hij zijn vrachtjes afleverde, maar ook hoe hij 's morgens opstond, wat hij (niet) at voor zijn ontbijt, hoe hij speelde met zijn zes maanden oude baby.

De chukudeur en mijn Congolese fixer staken verschrikt de hoofden bij elkaar toen ze hoorden dat ik mee naar zijn huis wilde, en begonnen op fluistertoon in Swahili met elkaar te praten. Even later kwam mijn fixer naar me toe en begon eveneens op fluistertoon tegen me te praten. We stonden buiten op straat, vanuit een luidspreker kwam keiharde Afrikaanse disco en op het kruispunt 100 meter verder werd aan een stuk door getoeterd. Zijn gefluister was dus absoluut aan dovemansoren gericht.

Toen wij een rustig hoekje hadden gevonden, vertelde hij dat het onmogelijk was de Chukudeur thuis te bezoeken. Iedereen in zijn wijk zou weten dat er een blanke journalist  bij hem thuis was geweest en iedereen in zijn wijk zou denken dat hij grof geld betaald had gekregen voor zijn rol in mijn film. En dus zou hij vast en zeker op een nacht bezoek krijgen van jaloerse buren, die een deel van het geld -zo niet alles- kwamen opeisen. 

Dat doet dus absolute armoede met je. Het maakt dat je je niet kan onderscheiden van je buren of je collega's, want dan word je een kopje kleiner gemaakt. Weg met dat hoofd twee centimeter boven het maaigras, weg met die twee extra dollar. 

Dat ik niet thuis kon filmen was een lelijke streep door de rekening. Want hadden we daar de Chukudeur nou juist niet op uitgezocht de vorige dag? Hij moest een beetje binnen de stadsgrenzen van Goma wonen, anders was het onmogelijk om er in de vroege ochtend te komen met een motor-taxi. Maar ik wilde de jongen niet in de problemen brengen, dus ik drong niet aan. Misschien zouden andere filmers dat wel gedaan hebben, maar ik wilde niet op mijn geweten hebben dat zijn familie iets werd aangedaan. 

De Chukudeur vertelde later op de dag, dat ook zijn collega's jaloers op hem waren. Ze vonden dat zij ook recht hadden op een beetje geld, waren zij ook niet gefilmd? Hij was bang dat hij voorlopig geen werk meer zou krijgen. Dat zijn collega's daar wel voor zouden zorgen, het pesten was al begonnen. Daarvoor hield ik me doof; ik kreeg het idee dat hier werd gerefereerd aan toekomstige loonderving die ik zou moeten goedmaken. Maar dat waren we niet overeengekomen. Hij zou krijgen wat was afgesproken, niet meer.

De Chukudeur filmen tijdens zijn werk was overigens niet een onverdeeld plezier. Mensen op straat werden boos dat ik de jongen filmde, anderen begonnen te schreeuwen dat ik geld moest geven. Op een uitlaadplaats werden de mensen echt boos en begonnen met stenen te gooien, toen ze in de gaten kregen dat ik echt niets wilde betalen. Mijn fixer had er een hele dobber aan om iedereen te kalmeren en uit te leggen dat ik geen rijke Westerse journalist was, maar een zeer armlastige. Ondertussen liep hij al kalmerend en uitleggend steeds door mijn beeld -ook al had ik eerst vriendelijk, later boos- gezegd dat hij toch echt achter mijn rug moest blijven, waar ik ook was.

Gelukkig was Byombe er ook bij: een stevige dertiger die zich opwerpt als mijn bodyguard als dat nodig is. Hij was steeds naast me te vinden en pakte mijn arm als ik achteruitlopend moest filmen. Het was Byombe die de Chukudeur had gevonden: ze hadden namelijk een standplaats pal naast zijn Winkel van Sinkel.

Vandaag ga ik door met het filmen van Amani, de chukudeur. Amani betekent vrede. In dit gebied waar al twintig jaar geen spatje vrede te bekennen is, heet daarom elke zichzelf respecterende kapperszaak, restaurant, boekhandel, kruidenier 'Amani' en is er in elk gezin wel een 'Amani' te vinden. Een andere populaire naam is Pacifique.

Voorlopig regent het pijpenstelen ……. 

Maandag 17 november 2014

Internationale hulporganisaties doen vooral aan zelfbevrediging?

secretariaatminister.jpg

'Begrijpt u het? Ik vraag 120 internationale hulporganisaties om duidelijk te maken wat hun totale budget is, hoeveel er wordt besteed aan huisvesting en salarissen voor de expats. Hoeveel er beschikbaar is voor de projecten en aan hoeveel lokale mensen ze werk bieden. Wat denkt u? 12 organisaties hebben geantwoord. Ik word er moedeloos van.'

Aan het woord is de gedeputeerde (provinciale minister) Marie Shematsi Baeni van Planning en Budget. Ze probeert al een aantal maanden lang grip te krijgen op de internationale hulporganisaties, zodat er beter kan worden samengewerkt. 'Wij zijn de wereldhoofdstad van internationale hulporganisaties, maar we hebben geen idee wat ze allemaal doen. We hebben ze uitgenodigd voor overleg, ze komen niet. We hebben formulieren uitgedeeld, die worden niet ingevuld. Het is duidelijk, de hulporganisaties negeren ons. Terwijl ze hier zijn om ons te helpen. Tenminste dat zeggen ze. Wij hebben het idee dat ze vooral hier in het gebied zitten om zichzelf te helpen.'

De minister verwoordt wat veel Congolezen vinden. De hulporganisaties dragen uiteindelijk niet veel bij aan een structurele verandering in het gebied. Noodhulp daar heeft niemand problemen mee. Dat moet gegeven worden als de situatie nijpend is. 'Maar we hebben eigenlijk niet veel zien veranderen de afgelopen jaren', zegt de minister. We vragen ons werkelijk af wat ze hier komen doen.'


Secretariaat minister Planning en Budget Noord-Kivu

Toegegeven, structurele hulp is lastig in een gebied waar het zwaartepunt van de macht ligt bij steeds weer wisselende rebellen, en waar constant wordt gevochten. En om nou te zeggen dat de Congolese autoriteiten een betrouwbare en efficiënte partner zijn … Maar op dit moment lijken de hulporganisaties volledig met hun rug naar de Congolese autoriteiten te staan. 

De minister is vastbesloten: 'Volgende week komt er een lijst met organisaties die wel met ons willen samenwerken en die wel openheid van zaken geven. Wij zullen tegen iedereen zeggen: wil je geld geven, geef dan aan deze 'beste partners van Noord-Kivu'. De anderen kunnen we niet wegjagen, maar we zullen ze niet aanbevelen.'

'Wat hier echt moet gebeuren? Ieder dorp moet elektriciteit, een school en een gezondheidscentrum hebben. Verder is de werkloosheid natuurlijk zeer hoog. Ook daaraan kunnen de hulporganisaties een bijdrage leveren, door zoveel mogelijk lokale bewoners aan het werk te zetten.'

Deze week ga ik voor het tegengeluid maar eens langs wat grote hulporganisaties.


Vrijdag 14 november 2014

Wel weer even wennen na dat keurig aangeharkte, ordelijke Kigali. Zelfs in de wijken waar geen water en elektra zijn, ziet het er daar netjes uit in vergelijking met Goma waar overal zwerfvuil ligt, het zand van de wegen hoog opstuift, waar je altijd struikelt over lavabrokken en waar de meeste gebouwen zwart van het vuil, ellendig in elkaar kruipen. Had ik problemen verwacht bij de Rwandese douane, ik kreeg ze bij de ambtelijke Congolese collega's. Die wilden me niet doorlaten zonder een kopie van mijn accreditatie als journalist. Hoe ik ook uitlegde dat ik nog geen origineel had, omdat de accreditatie mij per mail was toegezonden, ze knikten, maar hielden voet bij stuk. Ze waren niet gek, ze wisten ook wel dat je zo'n email kon uitprinten.

Dus wandelde ik heet, bezweet én kokend van woede van de grens naar mijn hotel. De stevige jongens waar ik bevreesd voor was geweest, keken met open mond toe. Dat was wel weer een geluk bij een ongeluk. 

De jongens van de receptie begroetten mij hartelijk, vertelden me dat ik toch echt zeer leek op een Nederlandse voetbaltrainer, wist ik zeker dat ik geen familie was?- en printten mijn accreditatie. Vervolgens kreeg ik een uitzichtloze bezemkast toegewezen zonder internet, maar dat is weer een heel ander verhaal.

Mijn rebellenleider wil even niet dat ik naar hem toe kom. Hij is aan het vechten en kan mijn veiligheid niet garanderen. Enerzijds jammer dat ik er nu niet ben, anderzijds ben ik blij dat hij zich serieus om mijn hachje bekommert. Dat biedt perspectief voor de toekomst. 

Dus ben ik nu bezig het programma uit te voeren van degene die mijn contact is naar mijn rebellenleider. Voor wat hoort wat. Dus bezocht ik gisteren een landbouw hogeschool. 400 studenten, 40 docenten (studenten van de universiteit) en geen stuiver te makken. Er is 1 gammele computer voor de administratie. Er zijn geen boeken, er is geen lesmateriaal. Ik beloofde de studenten te kijken wat ik voor ze kon doen, maar dan moesten ze mij allemaal mailen met hun persoonlijk verhaal: hoe leeft een student in Goma.

Vanavond wordt er in 400 families over jouw visite gesproken, zei de directeur trots. Jouw komst levert meer aanzien en wellicht meer inschrijvingen. Dat had ik me absoluut niet gerealiseerd. Het voelt bijzonder ongemakkelijk. Vanwege de kleur van je huid word je belangrijk gevonden. Neo-kolonialisme gestimuleerd door de bevolking zelf. Natuurlijk is het ook een gevolg van de manier waarop het blanke westen met de Afrikaanse landen omgaat. Paternalistisch, betweterig en met de geldzak rammelend. 

Vandaag ga ik voor mijn contact een rondje doen langs verschillende lokale hulporganisaties die zelf allemaal behoefte hebben aan een financieel infuus waarschijnlijk. Dat is wel een beetje moemakend: al die mensen die verwachten dat met jou de zilvervloot komt binnenvaren. Ik zeg altijd: wat heb je zelf te bieden als tegenprestatie. Dan wordt er meestal verschrikt opgekeken. Tegenprestatie? Hulp is toch: wij krijgen, jullie geven.

Dan leg ik uit dat iedereen er beter van wordt als een relatie gebaseerd is op gelijkheid. Dat iedereen wat te bieden heeft, dat je soms alleen even goed moet zoeken. Nu ik dat zo opschrijf realiseer ik me dat dit natuurlijk ook weer paternalistisch is. 'Wij weten het beter dan jullie.' 

Morgen ga ik naar jongens in de heuvels van Masisi. Zij werden door mijn legerleider naar een speciaal kamp gestuurd om een beetje bij te komen. Ze waren te zwak om te vechten. Ik ben heel benieuwd wat ik daar aantref.


Maandag 10 november 2014

BRANDPUNT

Het liefst zou ik het trots overal willen melden: jongens, die uitzending van Brandpunt, daar eh, daar eh, heb ik een grote bijdrage aan geleverd. De vraag is of dat verstandig is. Want gisteren, toen ik voorzichtigjes bij Twitter in het Engels iets meldde over de uitzending, kreeg ik direct vragen van Rwandese Rwandezen met de vraag welke uitzending, waar, wanneer. De documentaire van de BBC zit nog vers in het geheugen.

Maar je naam werd toch genoemd? En je schrijft het nu hier, dus het wordt echt wel bekend, zult u zeggen. Dat geloof ik ook wel. Maar er is toch een verschil met overal op Twitter en Facebook met een rooie vlag gaan zwaaien, of het hier, in dat hele kleine hoekje van internet melden. Mijn naam op de aftiteling is iedereen al lang weer vergeten. 

Leuk is het wel je eigen beelden terug te zien in een met zorg gemaakte reportage die werkelijk recht deed aan het onderwerp. Natuurlijk, ik ben bevooroordeeld, maar het is knap van de jongens en meisjes van Brandpunt om in de weinige tijd, toch veel aspecten te laten zien. Wie het nog niet heeft gezien:

Hier kun je de uitzending terugkijken.

Morgen ga ik naar Goma. De eerste week is er om de voorbereidingen te treffen voor de trektocht met de rebellenleider. Van een nuttig lijstje 'Wat mee te nemen', tot een hoop ik slimme vragenlijst en een uitputtende shotlist (lijst van alle beelden die je wilt schieten). Soms is mijn leven niet anders dan dat van mijn vader de boekhouder. Hij maakte tijdens zijn werkzame leven, ook altijd lijstjes en ging daar nog heel lang mee door, totdat zijn hoofd niet meer wist wat een lijstje ook weer was en wat je er mee kon doen.

De tocht van Kigali naar Goma is een makkie als je over geld beschikt. Dan huur je voor 100 dollar een taxi en laat je bij de grote grensovergang brengen. Voor arme freelancers zoals ik met heel veel bagage wordt de tocht iets ingewikkelder. Vandaag twee tickets halen bij het grote busstation Nyabugogo; een ticket voor mij, een ticket voor mijn bagage en een taxi reserveren om mij en mijn fixer Jeanne naar het busstation te brengen. Ik heb Jeanne als hulptroep ingeschakeld, zodat ik niet verzuip in dat overvolle, drukke busstation morgen, met al die bagage. 

De busrit is een makkie, zeker nu ik geen dubbeldikke dame of heer naast me krijg (alhoewel, je weet het nooit). Maar als ik in Gisenyi kom is het aanpoten. Dan moet ik weer een taxi zien te krijgen, mijn bagage over de grens zeulen, en dan lopend naar het hotel. Dat is niet ver, enkele honderden meters hooguit, maar wel listig omdat daar nogal wat potige geldwisselaars en andere uit de kluiten gewassen heren, goed in de gaten houden of er nog lekkere kluiven voorbij komen. Ik ben zo'n vette kluif, maar ik geloof niet dat ze een Mzungu (witte asperge) op klaarlichte dag van al haar spullen zullen beroven. Laat ik het anders zeggen: ik hoop het.


Zaterdag 8 november 2014

Kafka in Kigali

Ik geef toe, ik had wel iets meer kunnen schrijven op dit blog deze week. Maar omdat er verschillende dingen waren waarover ik mijn mond moest houden, vond ik het lastig te vertellen waar ik mee bezig was. 

Ben overigens deze week vriendelijk ontvangen door de ambassadeur voor een achtergrondgesprek over de Individuele ambtsberichten en de hele bestuursprocedure rondom de Rwandezen die van genocide zijn beschuldigd. Het was een open gesprek waarin we allebei onze zorgen konden uiten. Maar goed, een ambassadeur is van professie diplomaat en ik ben journalist. Onze belangen lopen dus niet altijd helemaal parallel 'to put it mildly'.

Om de ambassadeur niet met een kleinigheid lastig te vallen, bedacht ik dat ik zelf wel om een bewijs van Nederlanderschap zou kunnen vragen. De vorige keer had ze het samen met een ambassademedewerker in 'no time' voor me geregeld. Dus toen het hoofd van het Rwandese gevangeniswezen vertelde dat hij een geboortebewijs nodig had, herhaalde ik dat gedachteloos tegen het aardige meisje achter het loket van de Nederlandse ambassade. Die keek verschrikt op een lijstje en vertelde me dat de ambassade dat niet kon leveren. 

Onzin, riep ik geërgerd. De vorige keer kon het ook, dus nu moet het ook kunnen. Het meisje knikte vriendelijk, nam mijn paspoort, maakte een kopie en zei dat de attachee wel contact met me zou opnemen. De volgende middag kreeg ik een mailtje dat de ambassade inderdaad niet voor een geboortebewijs zou kunnen zorgen. Dat moest ik bij Buitenlandse Zaken aanvragen. Er stond keurig een emailadres bij.

De mevrouw van Buitenlandse Zaken was heel beslist. Nee hoor, bij hen ging dat niet. Dat moest ik toch echt bij de gemeente aanvragen waar ik was geboren. Ik keek op de internet site van de gemeente, zag dat ik een digiD nodig had of anders dat ik een BRIEF moest sturen. Dat was het moment waarop ik een 'HELP alsjeblieft' naar de ambassadeur stuurde. Ze reageerde direct en schreef fijntjes of ik niet in de war was met een bewijs van Nederlanderschap?

Natuurlijk! Dat was het! Warhoofd dat ik was. Ik ging dus door het stof bij BuZa en het meisje van de Nederlandse ambassade. BuZa reageerde onmiddellijk met een mail waarin stond wat er nodig was: een kopie paspoort, kopie visum, een betalingsbewijs van de leges én de reden waarom ik het bewijs van Nederlanderschap nodig had. 

Echtgenoot in Nederland verzorgde de betaling, stuurde het bewijs en de volgende ochtend mailde ik alles naar BuZa. Leve de elektronische snelweg. Heel snel kreeg ik een mailtje terug. 

Tja, dat was niet de bedoeling. Een bewijs van Nederlanderschap werd alleen in bepaalde gevallen gegeven, en daar hoorde een bezoek aan een gevangene in een Rwandese gevangenis niet bij. De ambassade in Kigali moest het maar oplossen als ze het al eerder hadden gedaan. En dus stond ik een uurtje later weer voor het loket bij de ambassade. Ah ja, men wist er van, maar eh, hoe dat nu precies moest worden opgelost …? Maar ze maakten een kopie van mijn paspoort en visum, vroegen om het betalingsbewijs en sindsdien is het stil. Ik ga er van uit dat geen bericht een goed bericht betekent.

Toch zijn deze perikelen nog niets vergeleken bij het verkrijgen van een EXTRAIT CAISSER JUDICIAIRE. Dit is een document waarmee je als 'onschuldig' wordt aangemerkt tijdens de genocide. De een zegt dat je het persoonlijk in Rwanda moet ophalen, een ander zegt dat je je kunt laten vertegenwoordigen en weer een ander zegt dat je ook naar de Rwandese ambassade in Den Haag kunt gaan. De Rwandese ambassade zegt dat ze nergens van weten. Gisteren ging ik in Kigali langs de burelen van de procureurs. 

Eerst stuurden ze me naar het bureau waar het document werd afgegeven. Er stonden, ik overdrijf echt niet, zo'n honderd mensen op een paar vierkante meter. Daar ging ik echt niet op wachten! 

Uiteindelijk wist men mij te vertellen dat Rwandezen in Nederland, toch echt bij de Rwandese ambassade in Den Haag moesten zijn. Liefst natuurlijk in eigen persoon, maar als dat niet ging, dan kon een gemachtigde ook dat document opvragen. Hoe dat moet als de Rwandese ambassade nergens van wist, konden ze me ook niet vertellen. 

Nou, ik wel hoor: de Rwandese ambassade kan gewoon contact opnemen met de National Public Prosecution Authority, meneer Richard Muhumuza is daarvan het hoofd en Meneer Mutangana is het hoofd van de international Crimes unit. Mobiele nummers bij mij te verkrijgen. Hun website: http://nppa.gov.rw/ikaze/, email: info@nppa.gov.rw 

Donderdag 30 oktober 2014

Geen grond om van te eten

Een half jaar geleden betoogde ik in de Volkskrant het gevaar van de economische groei van Rwanda. Dankzij de economische groei, leven mensen langer. De bevolking van Rwanda groeit zo snel dat het aantal mensen per vierkante kilometer in 2050 zo ongeveer zal zijn verdubbeld. 

Negentig procent van de Rwandezen woont op het platteland en zij moeten met steeds meer mensen, dezelfde hoeveelheid grond delen. Het lapje grond waarvan ze leven, wordt dus steeds kleiner. De meeste mensen op het platteland hebben minder dan een halve hectare grond, daarvan kunnen ze niet leven. Dat wordt dus in de toekomst alleen maar erger. Lenen om de grond moderner en intensiever te bewerken, behoort niet tot de mogelijkheden, zo staat te lezen in een artikel van de New Times vandaag.

Er is nog een andere trend die de kleine boer bedreigt: dat zijn de grote, geïndustrialiseerde bedrijven. Ze hebben geld om grond te kopen, machines om het land te bewerken en natuurlijk goede relaties met de mensen die er toe doen. 

Het gebrek aan grond, vooruitzichten en de armoede op het platteland zouden wel eens een groter gevaar kunnen blijken dan de Hutu-Tutsi-verhoudingen of de politieke tegenstanders van het regime, waar ook ter wereld. 

Ondertussen schermt president met een referendum over een grondwetswijziging. Die moet een derde termijn voor president Paul Kagame mogelijk maken. Iedere Rwandees weet dat het referendum een toneelstukje is voor de internationale wereld. Zodat de president kan zeggen: Kijk eens 93 procent van mijn volk staat achter een wijziging. De internationale wereld weet ook donders goed wat er aan de hand is, maar accepteert het toneelstukje: er is immers geen alternatief. Rwandezen zelf zullen ook niet snel hun vinger opsteken om zich kandidaat te stellen; de kans dat je een ongeluk krijgt is erg groot. 

Hoe de komende dagen eruit gaan zien? Ik heb nog geen idee. Mijn programma is grotendeels van anderen afhankelijk, en hoewel ik zoveel mogelijk mijn eigen plan probeer te trekken, heeft dat natuurlijk zijn grenzen. 

Zo komt onze minister van Ontwikkelingssamenwerking naar Rwanda van 10 tot 13 november. Het zou leuk zijn haar een beetje te volgen tijdens het bezoek, maar aan de andere kant weet ik dat het volgen van VIPS weinig nieuwe inzichten oplevert.

Verder is het wachten op een tv-ploeg die maar geen toestemming krijgt om Rwanda in te komen. Niet verwonderlijk na alle BBC-gedoe. Achter de schermen wordt hard gepraat om ze toch hier naar toe te krijgen, zo is me verzekerd, maar ook dat betekent dat het indelen van mijn tijd lastig is. 

Woensdag 29 oktober 2014

Wat zou u doen met 20 miljoen?

Zit je even een dag op een vliegveld zonder internet, blijkt juist die dag 'onze vrouw in Kigali' 20 miljoen euro te hebben gegeven aan Rwanda voor de justitiële sector. Over vier jaar, dat wel. Gezien de manier waarop Nederland een heksenjacht houdt op Rwandezen in ons land, de onbetrouwbare persoonlijke rapporten (Individuele Ambtsberichten) die door de Nederlandse ambassade en Buitenlandse zaken worden gecomponeerd en de partijdige vooringenomen, manier waarop de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst haar dossiers in elkaar knutselt, lijkt me dat die steun beter eerst even naar Nederland kan gaan. Ons justitiële systeem heeft dringend behoefte aan een organisatorische kwaliteitsslag als het om de 1F-dossiers en persoonlijke rapporten gaat. 

Dat geldt des te meer omdat de mensen die door de IND beschuldigd worden van genocide in het bestuursrecht terecht komen. Daar ben je schuldig en moet je zelf maar zien te bewijzen dat je onschuldig bent. De omgekeerde wereld. Nederland vraagt Rwanda om transparantie, maar zou die transparantie zelf moeten geven. Het kost ongelofelijk veel moeite om informatie over dit onderwerp bij de ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken te krijgen.

Gisteren in record tempo mijn accreditatie gekregen. Het meisje liet me (onbewust) het proces op de voet volgen. Net als de Nederlandse Individuele Ambtsberichten, worden de journalisten niet gechecked. In ieder geval niet bij uitgifte van accreditatie. Het meisje nam braaf mijn kopieën van paspoort, visum en paspoort in ontvangst, net als de handgeschreven, ter plekke in elkaar geflanste brief waarin ik om accreditatie vroeg, vertrok geen spier toen ik mijn twee lelijkste pasfoto's overhandigde en gaf me met een lach het adres van het dichtstbijzijnde belastingkantoor waar ik de vijftig dollar die de accreditatie kost, kon afgeven. Dat kantoor lag 20 minuten met een motortaxi, naast het grote busstation in de wijk Nyabugogo. 

Toen ik haar het betaalbewijs overhandigde, zei ze 'drie minuten' en ging ze achter in het kantoor aan de slag met een machine die de pasjes maakt. Het ging niet naar haar zin en dus duurde het even, maar nog voor de lunch had ik het tastbare bewijs van mijn accreditatie om mijn nek. Geen enkele check naar mijn achtergrond zo leek het.

Dat is dus het dubbele van Rwanda. Aan de ene kant geven ze me geen visum, terwijl ze aan de andere kant geen (merkbare) moeite doen om me het werken in Rwanda te verhinderen. 

Gisteren sprak ik wat vrienden. Een vriend geeft hoog op van de ontwikkelingen in Rwanda. Een ander moppert over de achterstelling van het platteland waar 80 procent van de bevolking woont. En weer een ander vertelt over bushokjes. Dat er bij elk bushokje spionnen van het regime staan. Ik moest er eerst hartelijk om lachen. Dat Rwanda gecontroleerd wordt, dat weet ieder kind. Maar spionnen bij bushokjes, dat gaat wel erg ver. Hij hield echter voet bij stuk en zijn verhaal kreeg bijval van anderen. Blijkbaar zijn er op elke publieke plaats spionnen van de regering. Proost!

Oh ja, en het gerucht gaat dat de 20 miljoen onder meer gebruikt wordt voor de bouw van een aan de internationale eisen voldoende gerechtsgebouw in Nyanza waar 'onze' Rwandezen zullen worden berecht. Ze zullen op het ministerie van Justitie in Rwanda wel een flesje bubbels hebben opengetrokken afgelopen maandag. Nogmaals, proost!

Dinsdag 28 oktober 2014

En dan zit je weer in Kigali te ontbijten. Zonnetje schijnt en kleine Jan Smit (!) schalt door de eetzaal. Wat wil een mens nog meer. Na mijn ervaringen dit voorjaar had ik alle vertrouwen om toegelaten te worden en dat bleek ook; zonder ook maar een brom te geven, accepteerde de Rwandese computer mijn komst. De enige plek waar ze zenuwachtig van me werden was notabene op Schiphol. Daar werden ze helemaal bleek boven hun blauwe mantelpakjes toen ze merkten dat ik voor Kenia geen visum had. Ik moest naar een speciale balie, waar een speciale mevrouw, in een speciale computer keek en mij toen heel speciaal toestemming verleende toch in het vliegtuig te stappen.

In Nairobi volgde ik het ritueel van de vorige keer, want mijn bagage zorgeloos direct naar Kigali sturen, durfde ik toch niet. Zoveel vertrouwen had ik nu ook weer niet en met de voor Rwanda vernietigende BBC-documentaire nog vers in het geheugen, zou men niet al te dol zijn op journalisten, zo kon ik mij voorstellen.

Ik checkte dus gewoon uit; ging naar de visa-balie (er is tegenwoordig een aparte balie voor het drielandenvisum helemaal rechts), betaalde 100 dollar en kreeg de plakker in in mijn paspoort. Daarna bagage ophalen en weer inchecken voor de vlucht naar Kigali. Die vertrok pas rond half vijf. Ik was om zeven uur geland, het werd dus een dagje rondhangen op het vliegveld. Toen ik eenmaal een plek had gevonden met een stopcontact dat mijn stekkers verwelkomde (Kenia heeft andere stopcontacten), ben ik daar blijven zitten, met uitzondering van plas- en koffiepauzes.

Gisteren voor het eerst weer contact gehad met mijn klokkenluider (dankzij mijn vrienden in Nederland) en vandaag dus al weer de eerste afspraken. Maar eerst natuurlijk de accreditatie regelen bij de Media High Council, want zoder dat, kun je niet werken ….