Dagje uit naar Rebellenland


Joseph en ik rekenden snel. Dat betekende dat we zo rond twaalf uur de rebellen zouden bereiken en rond negen uur in de avond weer in Goma konden zijn. Voor de veiligheid hadden we afgesproken dat we de rebellen niet langer dan een uur zouden filmen en interviewen. Het was geen plek waar je op je gemakje ging picknicken met een uitbuikend slaapje erna. 

Tot Rutsuhuru was de tocht redelijk veilig geweest, maar daarna zou het lastiger worden, zo had onze fixer voorspeld. Niet alleen wist je nooit precies waar de scheidslijn zou lopen tussen de verschillende rebellengroepen en het Congolese leger, maar ook omdat zowel de rebellen als het Congolese leger honger hebben. Ze beroven net zo makkelijk de dorpen als langskomende auto's.

En dus reden we langs posten van het Congolese leger, vrolijk sigaretten uitdelend. We werden vriendelijk doorgewuifd. Blijkbaar had een aantal soldaten ook een bestelling doorgegeven aan onze fixer, want de bloemkool, de tomaten en de ananas werden niet uitgedeeld.  

Wij reden dus verder naar het noorden en bereikten het natuurpark Virunga. Ik was er nog nooit geweest -voor toeristische uitjes is meestal niet veel tijd- Er moeten leeuwen en olifanten lopen, maar wij zagen uitsluitend gazellen en bavianen. En rokende vulkanische meertjes. 'Kokend water', zei onze fixer droogjes. 'Dat gebruiken de rebellen om hun eten in klaar te maken.'

Joseph en ik verschoten van kleur. 'Comment?' De fixer haalde zijn schouders op: 'Bijna elke dag wordt hier wel een auto beroofd. Het eten dat ze daarbij buitmaken kan ter plekke klaargemaakt worden in die kokende meertjes.' Wij verzochten onze chauffeur vriendelijk doch dringend om wat verder het gaspedaal in te drukken.

Ergens halverwege het park ligt een Monusco-post. Daar gingen wij even vertellen dat wij de rebellen gingen bezoeken. Monusco is de VN-vredesmacht die tot taak heeft de bevolking te beschermen. Dat doet ze meestal door ergens wachtposten neer te zetten en tanks. Daar gaan dan de soldaten in zitten en bewaken wegen, bruggen en dorpen. Veel beweging zit er niet in en het lijkt me ook lastig voor een Indier die nog niet eens Engels spreekt om een goede verstandhouding op te bouwen met de burgerbevolking. 

De Indiers in het Virunga natuurpark waren zeer beleefd, maar ook zeer volgens het boekje. Wij werden als een hete aardappel doorgeschoven naar steeds een hogere meneer met tulband. Uiteindelijk werden onze namen genoteerd en kregen wij een kopje thee. Wij waren gezien en geregistreerd. Het park zelf wordt beheerd door de Belgen en het Wereld Natuurfonds, zei onze fixer, waarna hij in een tirade ontstak tegen de Belgen. (Moet het nog even opzoeken, maar volgens mij is het park van Unesco). 

Belgie stelt onze grond en geeft er niets voor terug, zegt onze fixer. 'We mogen geen scholen bouwen aan de randen, we mogen niet vissen in het meer. Congo wil graag naar gas laten boren hier, maar ook daar steekt Belgie een stokje voor. Zij de lusten, wij de lasten. Want er zit hier van alles in de grond en ze willen niet dat daar anderen met hun vingers aankomen.'

Het was inmiddels half twaalf en nog geen rebel in zicht gehad. Uitsluitend slecht geklede en hongerige FARDCers. 'Niet verwonderlijk zegt Austere de fixer. Zodra ze die grote vlag zien, duiken ze weg. Ze willen niet worden gezien. Maar reken maar dat ze er zijn en dat ze aan elkaar doorgeven dat wij hier rijden.' 

Ik wist het niet. Als je de krant las of de bercihten op de tv zag, dan leek alles overzichtelijk, ook al ging het om grote problemen. Nu reed ik hier en had ik helemaal geen overzicht. De rebellen zaten overal en nergens, de rebellen hadden zich ook niet ordentelijk georganiseerd, maar schenen telkens weer uit elkaar te vallen en nieuwe verbindingen aan te gaan. Rebellen en echte soldaten droegen dezelfde uniformen, zodat je echt niet kon zien wie je tegenover je had en alles bleef ook nog eens niet op dezelfde plaats. Voeg daarbij dat alles ook nog eens een tribale achtergrond had: Tutsi's steunen Tutsi's, Nande de gewapende Nade en Hunde de Hunde rebellen en de situatie is plots een kluwen die onontwarbaar lijkt. Er zijn geen good guys en er zijn een heleboel bad guys. En temidden van al die onoverzichtelijkheid probeert de Congolees zijn maag vol te krijgen, zijn kinderen naar school te sturen en zijn velden te bewerken. Een schier onmogelijke opgave.

We zijn er om half twaalf, zegt Auxerre als het half twaalf is, eh, ik boel half een. 'We gaan nu de heuvel beklimmen met de auto hoor, niet lopend.' Wij knikken gedwee. Na zeven uur auto, zijn wij zo mak als schaapjes in een heel erg klein hok. De heuvel beklimmen was een eufemisme voor de heuvel op glibberen. Het was een grote modderpoel. Bedenk dan dat de weg zo smal is dat er net een auto kan rijden, dat de afgrond heel, heel dichtbij is, dat vangrails een niet bestaand fenomeen zijn en dat zware vrachtwagens ons voorgingen. Wij gleden dus van de ene bergkant (net eng) naar de andere afgrondkant (heel erg eng). Toen wij een hele diepe modderplas indoken, de motor begon te gieren, de wielen slipten en wij slechts enkele centimeters vooruitgang boekten, leek het einde van de tocht definitief in zicht. Driehonderd kilometer van Goma, in het midden van rebellenland zouden wij vastzitten in de modder.

Gelukkig wist onze chauffeur nog net wat beweging in de auto te houden en klommen wij moeizaam uit het modderdal, zonder ons verder in te graven. Toen wij eindelijk boven waren, kwam de generaal met zijn officieren plechtig naar ons toe lopen. Een stukje toneel dat zij al vaker voor journalisten hadden opgevoerd. Wij schudden elkaar plechtig de hand, Joseph riep een paar keer 'mon general', wat generaal Lafontaine zichtbaar deugd deed. Ik als domme vrouw bleef hem gewoon meneer noemen. Ik vond het niet zo nodig een toch al flink opgeblazen ego  nog meer op te blazen, zeker als dat ego zeer van vechten houdt.

Wij waren nog niet op het exercitieterrein beland, toen de 60 soldaten begonnen te zingen, in hun handen te klappen en te dansen. Ik had van alles verwacht, maar geen dansende en zingende rebellen. Ook dit was weer een prachtig ingestudeerd stukje. Het gevoel van vervreemding nam toe. Dansend naar de oorlog? Lafontaine, een doorgewinterde rebel, beantwoordde graag vragen. Ja, ze zouden Kabila dwingen af te treden als hij niet zelf aftrad. En ja, hij had daarvoor genoeg manschappen en wapens. Het was er op of eronder. Kabila was geen goed leider, was weer president geworden na frauduleus verlopen verkiezingen en had totaal geen aandacht voor `zijn volk. Dat zouden zij anders doen natuurlijk. Wie een betere president zou zijn. Ja, hij was gek, dat ging hij niet vertellen, dan zou die gelijk een kopje kleiner gemaakt worden door de mannen van Kabila.

Wat meneer Lafontaine natuurlijk niet zegt is dat hij eten en geld rooft van de bevolking, zelfs van zijn eigen Nande-stam. Hij zegt er ook niet bij dat zijn mannen vrouwen verkrachten. Hij zegt natuurlijk ook niet dat er onder zijn 'mannen', jongens met mortieren en geweren rondlopen. Als je ze vraagt naar hun leeftijd, zijn ze altijd 21 of 22!

Na een uur hadden wij wel alles gehoord en gezien wat de rebellen wilden dat we zouden horen en zien. Al konden we natuurlijk wel tussen de regels lezen dat hun manschappen deels slecht getraind zijn, dat ze wellicht toch niet zo groot zijn als ze voorgeven te zijn en dat ze zeker niet de kracht hebben om Kabila af te zetten. 

Wordt vervolgd