Missie in Madagascar

Eerder gepubliceerd: volkskrantreizen.nl, 2008

Ik had me tijdens deze reis weinig van de maaltijden voorgesteld. Ik ging immers naar een gebied waar in de droge perioden drie keer per dag  maniok (cassave) werd gegeten, en waar zout en olie zo kostbaar waren als goud.

De eerste dag kwam ik rammelend van de honger om middernacht aan in de hoofdstad  Tana. Het vliegtuig had weliswaar een soort diner geserveerd met iets dat er uit zag als kip, maar dat was uren geleden. Natuurlijk was er niets meer te krijgen in het hotel, en om nu door de nachtelijke straten van een onbekende hoofdstad te dwalen op zoek naar iets eetbaars, dat trok me niet echt.  En dus soupeerde ik met meegenomen crackers en een paar slokken whisky. Ik sliep heerlijk, dat wel.

De volgende dag zou het voorlopig hoogtepunt worden, wat eten betreft. Ik kreeg een lekker Frans ontbijt (Madagaskar was ooit een Franse kolonie). Lunch werd geserveerd in het vliegtuig naar Fort Dauphin en ’s avonds was er ter ere van twee Care-VIPS en mijn persoontje een feestavond. Het feest werd gehouden bij regiodirecteur Jean-Philiipe thuis,; ik sliep, samen met de VIPS in een aangrenzende bungalow. Goed geregeld dus. Hoe goed geregeld, bleek later die avond.

Werkelijk iedereen van het Care-kantoor in Fort Dauphin was enthousiast op het feest afgekomen. Om acht uur had zich dan ook een kleine menigte op het grasveld verzameld. De hoeveelheid wijn en bier bleek Jean-Philippe goed te hebben ingeschat, dat was in ruime mate voorhanden. Hier en daar stonden bakjes met nootjes en chips.  Daar mocht pas van worden gegeten zo bleek, nadat Jean-Philippe en VIPS hadden gespeecht. Dat duurde even en ik dacht slim te zijn door me dichtbij de nootjes en chips te positioneren. Als het applaus zou klateren, zou ik aanvallen, want honger had ik. Ik was echter te laat. Er was helemaal geen applaus, en één minuut later waren alle bakjes leeg. En die bleven leeg, want JP had op ‘Ietsje’ minder mensen gerekend.

Ondertussen werd er vrolijk verder gedronken. Allez, wat smaakte die Franse wijn uit een doos lekker, na een dag Madagaskar! De VIPS, eerst nog wat stijfjes, werden steeds spraakzamer en de verbroedering van de expats en Malagaske kantoorgenoten bereikte keer op keer een nieuw hoogtepunt. Toen om 11 uur het eten op tafel kwam, klonk een gejuich. Iedereen stortte zich op het buffet, dat binnen 10 minuten geheel was geleegd. Er was geen korrel rijst, geen kruimeltje vlees meer te vinden. Ik was druk in gesprek met Jocelyn, de man met wie ik de komende dagen de bush in zou trekken en had niets in de gaten.

Toen ik dan ook verwachtingsvol met bordje en vork naar het buffet wandelde, was er dus niets meer te vinden. Ja toch. Ergens tussen de gebruikte servetten, afgekloven botten en lege flessen lag een stuk stokbrood. Iemand had er zijn tanden in gezet en het toen weer teruggelegd. Zou ik? Ik zou. Mijn honger was groter dan mijn fantasie over wie degene wel kon wezen met van die grote tanden.

Het werd verder een fantastisch feest, met twee groepen die muzikaal met elkaar in gevecht gingen, met Malagasken en expats die de gebruikelijke afstand verloren en elkaar met tranen in de ogen vertelden dat ze het allemaal ge-wel-dig! vonden, met VIPS die melancholiek naar de enorme sterrenhemel wezen en met Malagasken die me verzekerden dat Madagaskar het prachtigste land ter wereld was. Na ettelijke glazen wijn en een kleine homp stokbrood was ik bereid alles te geloven. En Dieu merci, dat mijn bed op vijf passen afstand was gesitueerd. Want Madagaskar mocht dan wel het prachtigste land ter wereld zijn, het was ook het meest beweeglijke. Kon iemand die aarde even vastzetten?