God woont niet in Goma

Eerder gepubliceerd: Knack, 2010

Wie verwacht had dat na veertig jaar oorlog en plundering in Oost-Congo de mensen op sterven na dood zijn, heeft het mis. Het aantal burgerorganisaties groeit en ze zijn actiever dan ooit. Waar de overheid het laat afweten, corruptie en rebellen regeren, pakken zij de zaken op. Ze kunnen een cruciale rol spelen als het gaat om vrede, veiligheid en economische ontwikkeling, maar krijgen ze de gelegenheid? Ze hebben geen geld, hun kritisch tegengeluid wordt steeds minder op prijs gesteld en grote, internationale hulporganisaties staan niet te trappelen om met ze samen te werken.

 

Boven Goma, de hoofdstad van Noord-Kivu in Oost Congo, pakken de wolken zich samen boven vulkaan Nyiragongo; het regenseizoen is in volle gang. Sylvèstre Bwira Kyahi zet zijn onafscheidelijke schoudertas met laptop voorzichtig op de achterbank van de jeep en kijkt op zijn horloge. Collega en leraar Engels René is te laat en Kyahi houdt niet van wachten. Zeker niet op deze belangrijke dag: vandaag wordt beslist of het experiment met de boomkwekerij uitgebreid kan worden naar meerdere locaties in de streek Masisi.  De boomkwekerij ligt in Sake, zo’n 20 kilometer van Goma. En ja, het vergt moed om in het door oorlogen geteisterde gebied een boomkwekerij te beginnen: niet alleen is er het risico dat rebellen de prille boompjes met de grond gelijkmaken, sommige bewoners vinden het een onzinnig project. Er is wel wat anders te doen dan boompjes planten in een streek waar nog steeds wordt geplunderd, verminkt, verkracht en gemoord. Maar Kyahi en zijn organisatie Sape weten beter. Het is een teken van hoop; ze investeren in de toekomst van hun streek. Snel groeiende vruchtbomen zorgen voor schaduw, fruit en brandhout. Van levensbelang in het door bewoners, vluchtelingen en soldaten leeggekapte gebied.

 

Ongeduldig en ongetrouwd

Kyahi (Hunde) studeerde in 1997 filosofie op het seminarie toen zijn ouders en broers voor zijn ogen werden doodgeslagen. De soldaten van de AFDL (alliantie van Rwandese en Ugandese soldaten met Congolese politici) gebruikten stokken met ijzeren haken. ‘Het was alsof ze in een gehaktmolen terecht waren gekomen.’  Kyahi zegt het met een neutrale stem, maar in zijn ogen zijn de pijn en de woede duidelijk zichtbaar. Het was voor hem het moment waarop hij besloot zijn priesterkleed aan de wilgen te hangen: ‘De hemel kon wachten.’  Hij sloot zich aan bij een lokale mensenrechtenorganisatie, richtte daarna twee eigen organisaties op waaronder Sape, de vereniging die zich inzet voor behoud van de ecosystemen en werkte zich op tot president van de Société Civile in Masisi. Kyahi is een forse dertiger met priemende blik; hij is ongetrouwd, de zaak neemt hem volledig in beslag. Hij heeft weinig geduld met mensen die niet presteren of niet doen wat ze beloven. Later in de boomkwekerij krijgt de beheerder er ongenadig van langs omdat een hoop vuil niet is opgeruimd en een zending zaailingen niet besteld. En een paar dagen eerder praatte hij twee uur lang onvermoeibaar in op een paar soldaten die bij een wegversperring om geld vroegen. ‘De strijd tegen corruptie begint bij jezelf’, zo hield hij hen voor. ‘Je bent hier om je mensen te beschermen. Hoe kun je ze dan bestelen?’ De soldaten gaven uiteindelijk toe, staken hun stokken weer achter hun broekriem en deden om hun gezicht te redden, net alsof ze plots ergens anders naar toe moesten.

 

Nieuwe verlosser

Kyahi is een bijzonder mens: de bewoners van Masisi dragen hem op handen; zijn volgelingen zien in hem een nieuwe Congolese profeet of verlosser en wie weet, in 2017 de nieuwe president. Zelf noemt hij zich de grote vredestichter. Hij onderhandelt met rebellenleiders diep in de bush, levert een alternatief ontwikkelingsplan aan de gouverneur van zijn provincie en geeft Monuc ongevraagd en ongezouten zijn mening. Hij wist 8500 mensen zo ver te krijgen in vijf maanden tijd 15 kilometer weg aan te leggen. Met de hand. Zijn organisatie verschaft microkredieten aan vrouwen,  zorgt voor onderwijs, biedt medische zorg aan verkrachte vrouwen en voert allerlei milieuprojecten uit.  De kern wordt gevormd door 52 bases in Masisi bestaande uit elk 12 leden. Zo heeft elk dorp waar geen rebellen zijn, nu een cel van 12 mensen die voor elkaar en voor hun dorpsgenoten zorgt. Dankzij deze structuur nam bijvoorbeeld het aantal verkrachtingen volgens Kyahi spectaculair af.  De organisatie is tot nu toe selfsupporting: ze komt onder meer aan geld door mee te helpen met het oogsten bij de boeren.

 

Ze zien ons niet

Kyahi is bijzonder, maar geen uitzondering. Wie gedacht had dat in de grootste probleemprovincie van Congo, iedereen op sterven na dood zou zijn na veertig jaar oorlog en plundering, die komt bedrogen uit. In hoofdstad Goma houden meer dan honderd lokale organisaties een klein kantoor. Ze hebben nauwelijks geld, werken meestal met een piepkleine staf, maar zijn gedreven, hebben een aanstekelijke energie, een groot netwerk en een grote kennis van hun onderwerp. Met zijn allen vormen ze de Société Civile. Zij pakken op waar de overheid het laat afweten; ze geven mensen te eten, verzorgen slachtoffers van seksueel geweld, strijden tegen corruptie en rechteloosheid, laten vrouwen geld verdienen, geven onderwijs, wijzen politici op misstanden en oplossingen,  kortom komen op voor hun burgers. En diezelfde Société Civile zorgt ondertussen voor een hechtere sociale structuur, voor enig economisch perspectief en verzoent soms strijdende partijen.

De Société Civile probeert weliswaar op te pakken waar de overheid het laat liggen, maar is natuurlijk niet de overheid.  Er is geen duidelijke (juridische) structuur, lang niet alle burgers profiteren van de mogelijkheden, kennis wordt vermorst door inefficiëntie. En de grote internationale non-gouvernementele organisaties (NGO’s) erkennen de lokale initiatieven alleen als ze ze kunnen gebruiken. Kyahi zou graag zien dat lokale organisaties gaan samenwerken met internationale NGO’s. ‘De grote NGO’s kunnen dan profiteren van ons netwerk en onze kennis, wij kunnen leren van hun manier van werken en delen in hun middelen. Helaas zien ze ons nauwelijks staan. We zouden samen een gemeenschapshuis in Goma kunnen bouwen bijvoorbeeld, waar echt iedereen –Hutu, Tutsi, Hundu, Twa, Mai-Mai, jong, oud, moslim of katholiek - terecht kan. Mét bibliotheek, want behalve de bijbel is er geen boek te koop in Goma.’

 

Niet naar huis

Het is half negen als René eindelijk aankomt achterop een taxibromfiets. Kyahi wijst demonstratief op zijn horloge.  Chauffeur Michel start snel de jeep, het standje verdwijnt in het geluid van de motor. Op weg naar Sake staat de auto bijna direct in de dagelijkse ochtendfile. Kyahi trommelt nerveus met zijn vingers, om negen uur staat het ontvangstcomité klaar bij de boomkwekerij. Hij werpt schuine blikken naar René, die net doet alsof hij niets merkt.

De file wordt voor een deel veroorzaakt door het slechte wegdek: er zijn diepe kuilen en soms is een groot deel van het asfalt verdwenen, waardoor auto’s maar stapvoets kunnen rijden. Tekenend vindt Kyahi: ‘De gouverneur rijdt hier elke dag. Je zou mogen verwachten dat hij er iets aan doet, het zou enorme tijdwinst opleveren, maar er gebeurt dus niets.’

Dan buigt Kyahi zich plots voorover en wijst naar een tentenkamp links.  Zonder verder een woord te zeggen, verdwijnt hij tussen de grauwwitte tenten die nog geen halve meter van elkaar staan. Michel en René kijken elkaar aan. Hier zitten mensen uit Masisi, legt René uit. Hun dorp is hier nog geen honderd kilometer vandaan, maar ze kunnen niet naar huis omdat het in rebellengebied ligt. Hoewel het officiële leger van Congo, de FARDC een steeds groter gebied controleert en samen met VN-beschermingsmacht Monuc rondzwervende groepen soldaten in haar gelederen probeert te integreren, is nog steeds zo’n  tien procent van Masisi in handen van rebellen. René: ‘Sylvèstre heeft het er moeilijk mee dat bijna niemand zich het lot aantrekt van deze vluchtelingen. Er is nauwelijks geld. Soms eten de mensen van de vuilnisbelt.’ René en Michel stappen uit de auto en vinden Kyahi in een grotere tent van de beheerder van het kamp. Kyahi kijkt strak. ‘Ik voel me zo ontzettend machteloos. De mensen willen dolgraag naar huis, maar mogen niet van Monuc en hulpverleners die zich hun lot wél aantrekken; het is domweg te gevaarlijk.’ Een paar dagen na het bezoek, trekt een groep van zo’n 500 mensen toch weg. Ze stranden 15 kilometer verder bij het dorp Sake, vlakbij de boomkwekerij.

 

Genoeg voor iedereen?

Noord-Kivu is een provincie van uitersten.  Er is al veertig jaar oorlog. Mensen worden verminkt, verkracht, vermoord, natuurparken worden leeggekapt. In 1994 kwam na de genocide bijna 1 miljoen Rwandese Hutu-vluchtelingen naar Goma. Sindsdien is het gebied het terrein van allerlei rebellengroeperingen. Sinds 1994 zijn ook alle internationale hulpverleners neergestreken in Goma. De twee vulkanen bij Goma vormen een permanente bedreiging, in 2002 nog werd bijna heel Goma bedolven onder de lava. De provincie is rijk aan grondstoffen: een winstgevende handel voor de rebellen die de grondstoffen roven, mijnwerkers dwingen voor ze te werken, en via wegversperringen geld vragen aan ieder die langskomt. Ook voor bedrijven uit onder meer Rwanda, België, China, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika zijn goud, coltan, wolframiet, diamant en cassiteriet (tinerts) een lucratieve handel. Zij kopen soms legaal van handelaren, soms illegaal van rebellen; het coltan wordt onder meer voor (bloed)mobieltjes gebruikt, het tinerts voor (bloed)soldeer. 

Eind 1999 kwamen de eerste troepen van de Verenigde Naties, Monuc; zij moesten de bevolking beschermen tegen de rebellen. Hoewel hun activiteiten het afgelopen jaar veel kritiek kregen, werd het mandaat van deze duurste VN-missie ooit, afgelopen december weer met vijf maanden verlengd. Overigens wordt de mogelijke komst van een Nederlandse troepenmacht toegejuicht. Er is behoefte aan goed uitgeruste en goed getrainde soldaten uit een democratische traditie. 

 

 

120

Het bezoek aan het vluchtelingenkamp duurt niet meer dan tien minuten. ‘We zijn toch al te laat, verontschuldigt Kyahi zich. Na nog tien minuten voortsukkelen is de file opeens verdwenen. Michel knipoogt naar Kyahi. De auto schiet naar voren en binnen een paar tellen staat de snelheidsmeter op 100.  De auto vliegt en bonkt over het kapotte asfalt, Michel toetert fietsers, wandelaars en busjes van de weg.  Kyahi geniet. ‘120’ zegt hij  als het tempo weer tot een geruststellende 40 kilometer is gedaald. De jeep is inmiddels het dorp Sake genaderd en links ontvouwt zich een sprookjesachtig landschap van heuvels en het meer van Kivu. ‘We hebben hier alles, oorlog en geweld, maar ook beschermde natuurgebieden. Dit is er dus een’ zegt Kyahi. ‘Maar natuurlijk komt er geen toerist naar onze regio, zolang het onrustig blijft. Iedereen staat zich te verdringen voor die twee gorillafamilies in Rwanda, terwijl wij hier wel zeven families hebben. Het is een vicieuze cirkel die we moeten doorbreken: toeristen kunnen zorgen voor meer stabiliteit in de regio, maar zolang hier niet meer stabiliteit is, komen ze niet. Wat ontbreekt zijn investeerders met visie en durf.’

 

 

Tegenvallend resultaat

Het is kwart voor tien als de jeep stilstaat bij de boomkwekerij, pal onderaan de heuvels waar vorig jaar generaal Nkunda zijn tenten had opgeslagen. Een plechtig ontvangstcomité staat bij de ingang. De president van de Société Civile in Masisi drukt hen de hand. ‘Vrienden, we zijn laat, maar het is voor de goede zaak.’ Iedereen lacht. ’ De delegatie laat zich rondleiden door de piepkleine boomkwekerij met piepkleine boompjes, variërend van twee tot 15 centimeter. Er is één groot voordeel: de grond hoeft niet bemest te worden, die is vruchtbaar genoeg van zichzelf. Dan begint het serieuze werk: de jonge boompjes moeten geteld worden en de kwaliteit vastgesteld. Er wordt een lijst opgesteld; die gaat mee in de schoudertas van Kyahi. De beheerder vertelt dat ze najaar 2008 al begonnen zijn met planten; toen bivakkeerde Nkunda nog in de heuvels. ‘Een risico, voor hetzelfde geld hadden ze alles vernietigd, maar we wilden niet langer wachten.’ Hoewel het niet met zoveel woorden wordt gezegd, lijkt het resultaat wat tegen te vallen. Kyahi zegt dat ze er ’s avonds met zijn allen nog eens goed over moeten praten. Dan zal besloten worden wat er moet gebeuren.

 

Op de terugweg wordt een kleine omweg gemaakt langs een dorp dat na de uitbarsting van de vulkaan Nyiragongo in 2002 helemaal is herbouwd. De school kwam er dankzij een plaatselijk ondernemer, hij zorgde voor geld en materiaal. Dezelfde ondernemer heeft verderop in Masisi nog een technische school op zijn naam staan onder het motto: ‘Als de staat niet voor goed onderwijs zorgt, doen we het zelf.’ Het blijkt een bekende van Kyahi te zijn en ook lid van Sape: ‘Goeie vent. Daar klop je nooit tevergeefs aan.’ Langs de weg lopen meisjes en vrouwen gebogen onder zware zakken houtskool.  Ze stoppen allemaal bij een rieten dakje en lopen dan weer verder.  Kyahi: ‘Het zijn niet alleen de rebellen die een percentage eisen. Dit is een wachtpost van het FARDC, het officiële Congolese leger. De soldaten zijn hier om het dorp te beschermen, maar de overheid heeft niet genoeg geld om de soldij te betalen.  Dus is het weer de bevolking die betaalt.’

 

Coöperatie voor mijnwerkers

De Société Civile van Noord-Kivu speelt een ook een steeds grotere rol bij de regulering van de grondstoffenhandel. Zo worden het laatste jaar de mijnwerkerscoöperaties belangrijker.  In Bisie, de grootste mijn van Noord-Kivu, is inmiddels bijna iedereen van de drieduizend officieel geregistreerde mijnwerkers aangesloten Ook internationale druk om de illegale handel aan banden te leggen helpt de positie van de coöperaties te verstevigen. In 2009 besloten grote importeurs als het Belgische Traxys en het Thaise Thaisarco om geen grondstoffen meer uit Congo te halen. Ook KGHM, een grote Poolse koperimporteur doet vanaf 1 januari 2010 geen zaken meer met Congo.

Kyahi is bezig om een coöperatie op te zetten van tussenhandelaren; hij heeft zich de vorige dag uitvoerig laten bijpraten. Door ook hen via een coöperatie een stem te geven, wordt de illegale handel moeilijker, aldus Kyahi.

Hoewel de Congolese overheid aan de ene kant de lokale NGO’s de hemel in laat prijzen door onder meer communicatieminister Lambert Mende: Ze zijn ongelofelijk belangrijk’,  wordt het werken kritische activisten en journalisten moeilijk gemaakt. Soms worden ze bedreigd, ontvoerd of zelfs vermoord.  Op dit moment is er een nieuwe ministeriele regel in de maak die tot gevolg heeft dat de vrijheid van meningsuiting en vereniging wordt beknot van lokale NGO’s. Onder meer mensenrechtenorganisatie Global Witness stuurde in december een brandbrief aan de Congolese overheid met het verzoek de maatregel niet door te laten gaan.

 

Vijftig cent

Die avond verzamelen zich twee ingenieurs, een Engelse docent, een ondernemer (van de scholen) , een voormalig priester-student, een chauffeur, de beheerder van de boomkwekerij, de tuinman en enkele werkloze studenten in een leegstaande villa. Zij vormen de ‘hersens’ van Sape. Het huis is van een kennis, maar onduidelijk blijft van wie nu precies. Er wordt een biertje gedronken, de sfeer is gemoedelijk. Buiten bromt een generator die binnen wat kale peertjes laat flikkeren; Goma is grotendeels een stad zonder elektriciteit. Kyahi haalt een notitieblok uit zijn tas. Ieder vertelt nog eens kort hoe ze de situatie inschatten. Na veel heen en weer gepraat, vooral ook over nieuwe projecten die ogenschijnlijk weinig met de boomkwekerij van doen hebben, is het niet Kyahi die beslist, maar de ondernemer. ‘Over een paar maanden gaan we de eerste boompjes voor 50 cent verkopen; dat moet kunnen. Tegelijkertijd moeten we op zoek naar andere soorten die sneller groeien en goed bestand zijn tegen ziekten. Pas dan kunnen we echt gaan uitbreiden. Weet iemand een instituut dat die kennis in huis heeft?’ De twee studenten bieden aan op zoek te gaan.

Dan wordt uitgebreid afscheid genomen van Kyahi en Michel. Zij vertrekken de volgende ochtend naar de bush om te onderhandelen met enkele rebellenleiders over het percentage van de oogst dat de boeren in Masisi moeten afstaan. Een expeditie die niet zonder gevaar is; er is sprake van toenemende onrust in het gebied. Kyahi blijft er nuchter onder: ‘Het is de enige manier om de bevolking enige rust te geven.’

Het gezelschap breekt op; de meesten stappen bij Michel in de jeep. Kyahi gaat lopend naar huis; het lichtje van zijn zaklamp is nog lang te volgen.